Examples of using "Pan" in a sentence and their dutch translations:
Woont u hier?
Stap je af?
- Rookt u?
- Rook je?
Werk je?
- Gaat u weg?
- Gaat u heen?
- Zult ge mij tonen wat ge gisteren gekocht hebt?
- Toon je me wat je gisteren gekocht hebt?
- Vist u?
- Vissen jullie?
Woont u hier?
Hou je van de zomer?
- Wat doet ze?
- Wat doet hij?
Heb je honger?
Bent u verdwaald?
Waar woont gij?
Kent ge hem?
Waarom vraagt u?
Heeft u al besteld?
Mijnheer Smith is gekomen.
Wat ben je aan het lezen?
Heeft u een computer?
- Heb je een potlood?
- Hebben jullie een potlood?
U drinkt thee.
Ren je iedere dag?
- Hebt u geld nodig?
- Heeft u geld nodig?
U moet helpen.
Kijkt u tv?
- Kunt u stappen?
- Kunt u lopen?
Was u bezig?
U moet beginnen.
- Zijt ge dokter?
- Bent u een dokter?
U was in gevaar.
Bloost u?
U bent slim.
Was u bang?
- Stel een vraag!
- Vraag maar!
Ze zijn prachtig.
Hebt u dekens?
- Wat wilt ge drinken?
- Wat wil je drinken?
Spreekt u Engels?
- Weet u uw maat?
- Weet u welke maat u hebt?
- Heeft u een aansteker?
- Hebt ge een aansteker?
Hebben jullie zussen?
- Waar verblijf je?
- Waar verblijft u?
- Waar verblijven jullie?
- Heb je een hond?
- Hebben jullie een hond?
- Hebt u een hond?
Wat is uw naam, meneer?
Heeft u lucifers?
Eet alles.
Hoeveel boeken bezit u?
Wacht niet.
- Wat heb je vandaag gedaan?
- Wat hebben jullie vandaag gedaan?
Waar bent u geboren?
Jij bent geen dokter.
- Bescherm me!
- Bescherm mij!
- Bescherm me.
Heb jij al een ufo gezien?
Spreek je Engels?
- Heb je geen trek?
- Heb je geen honger?
- Hebben jullie geen honger?
- Jullie werken te veel!
- Je werkt te veel.
- U werkt te veel.
- Jullie werken te veel.
Een man maakt keuzes; een slaaf gehoorzaamt.
Ziet u mij?
U bent niet oud.
Heeft u dat gehoord?
Waarmee hebt ge het geopend?
Heeft u rijst?
Wilt u wat ijs?
Kunt u dat herhalen, alstublieft?
Bedankt voor het bellen.
- Ben je geïnteresseerd in muziek?
- Ben je in muziek geïnteresseerd?
- Interesseer je je voor muziek?
Waar wilt u graag zitten?
Hoe voelt ge u?
Je bent ernstig ziek.
- Spreek je Zweeds?
- Spreekt u Zweeds?
- Spreken jullie Zweeds?
Heeft u last van hoest?
U kunt hier parkeren.
Wat voor soort werk zoekt u?
Heb je dit boek gekocht?
Woonde u hier?
- Ze hebben het koud.
- Ze bevriezen.
Bent u met pensioen?
Wat wenst u?
U kunt tv kijken.
...vergelijkt u het overvallen van een bank...
Zou u alstublieft even kunnen wachten?