Examples of using "Pracuję" in a sentence and their dutch translations:
Ik werk.
Ik werk hier.
- Ik ben nog bezig.
- Ik werk nog.
Ik werk veel.
Ik ben bezig om materialen te creëren
Ik werk in Milaan.
Ik werk bij een bank.
Ik werk op de ambassade.
- Ik werk voor jou.
- Ik werk voor u.
- Ik werk voor jullie.
Ik werk in een ziekenhuis.
Momenteel werk ik in Tokio.
Ik werk voor een havenbedrijf.
Ik werk daar nog aan.
Ik werk niet op zondag.
Ik ben er nog mee bezig.
Ik werk met haar vriend.
Vandaag werk ik thuis.
Ik woon en werk hier.
- Ik werk alle dagen behalve op zondag.
- Ik werk elke dag behalve zondag.
Ik werk hier al een aantal jaar.
Ik woon en werk in Mexico.