Translation of "Poczekać" in Dutch

Mogę poczekać.

Ik kan wachten.

Mogę tylko poczekać.

Ik kan alleen maar wachten.

Proszę chwilę poczekać.

- Een ogenblikje.
- Wacht even.

Proszę poczekać pięć minut.

- Gelieve vijf minuten te wachten.
- Wacht alsjeblieft vijf minuten.

Mogę na ciebie poczekać.

- Ik kan op u wachten.
- Ik kan op je wachten.
- Ik kan op jullie wachten.

Proszę poczekać w poczekalni.

Wacht in de wachtkamer.

- Czekaj.
- Proszę poczekać.
- Chwileczkę.

- Wacht even.
- Wacht eens.

I poczekać, aż słońce zajdzie.

En we wachten tot de zon ondergaat.

Czy zechce pan chwileczkę poczekać?

Zou u alstublieft even kunnen wachten?

Myślę, że musimy jeszcze trochę poczekać.

Ik denk dat we nog een beetje langer moeten wachten.