Examples of using "Risposta" in a sentence and their dutch translations:
Weet je het antwoord?
Goed antwoord!
Zeg hem het antwoord niet.
Geef me een definitief antwoord.
Het was een goed antwoord.
Jouw antwoord is juist.
Het antwoord maakte mij boos.
- We wachten op uw antwoord.
- We wachten op jouw antwoord.
Bedankt voor uw snelle antwoord.
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is goed.
- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
- Jullie antwoord is fout.
- Wat is je antwoord?
- Wat is jouw antwoord?
- Wat is uw antwoord?
- Bedankt voor uw antwoord.
- Bedankt voor je antwoord.
- Bedankt voor jullie antwoord.
- Bedankt voor jouw antwoord.
Zij weet wellicht het antwoord.
Er moet een antwoord zijn. Op alles is er een antwoord.
Wij hebben een antwoord nodig.
Weet je het antwoord?
Dit is het antwoord.
- Zijn antwoord was negatief.
- Zijn antwoord was ontkennend.
Is het antwoord niet eenvoudig?
Wat is het juiste antwoord?
- Uw antwoord is juist.
- Jouw antwoord is juist.
Wat is uw antwoord?
Zijn antwoord was negatief.
Dit antwoord maakte hem woedend.
Ik wacht nog steeds op je antwoord.
We wachten nog steeds op een antwoord.
Dat is mijn laatste woord.
Ik zal zijn antwoord nooit vergeten.
Heb je daarop geantwoord?
was hun antwoord meestal:
Het antwoord is ja.
- Het antwoord was gemakkelijk.
- Het antwoord was makkelijk.
Het antwoord was ja.
Klopt dit antwoord?
Het antwoord is 42.
Geef me een precies antwoord.
Zijn domme antwoord verbaasde iedereen.
- Ik denk dat jouw antwoord correct is.
- Ik denk dat je antwoord juist is.
Zijn domme antwoord verbaasde iedereen.
- Uw antwoord is onzin.
- Jouw antwoord is nonsens.
- Jouw antwoord slaat nergens op.
Er is geen antwoord op je vraag.
Jouw antwoord is nog steeds onjuist.
Oké, heb je geantwoord?
Dus zolang ons antwoord op die vraag
Het antwoord is: alles.
En het antwoord is: ja.
Maar er is een duidelijk antwoord:
Jouw antwoord is juist.
Dat is mijn antwoord!
Zijn antwoord was logisch.
Alles verwees naar dit antwoord.
Wij hebben een antwoord nodig.
Bedankt voor uw antwoord.
Haar antwoord was ontkennend.
- Uw antwoord is fout.
- Je antwoord is fout.
Is mijn antwoord juist?
- Er is geen antwoord op uw vraag.
- Er is geen antwoord op jouw vraag.
- Er is geen antwoord op jullie vraag.
Hij drong aan op een snel antwoord.
waar ik geen antwoord op had:
Het antwoord dat ik het meest hoor,
Het lijkt erop dat jij het antwoord weet.
Zijn domme antwoord verbaasde iedereen.
Tom wacht nog steeds op een antwoord.
Ik zal haar antwoord nooit vergeten.
- Er is geen antwoord op uw vraag.
- Op jouw vraag is geen antwoord.
- Er is geen antwoord op je vraag.
- Er is geen antwoord op jouw vraag.
- Er is geen antwoord op jullie vraag.
Ik denk ook dat daar niet echt een antwoord op te geven is.
omdat we het antwoord wel weten, toch?
Een deel van het antwoord komt van onze cognitieve psychologie.
Het lijkt erop dat Tom het antwoord niet weet.
Ik neem aan dat je het antwoord al weet.
Het antwoord van Tom was verrassend.
Misschien wist zij het antwoord.
Tom zegt dat hij het antwoord niet weet.
- Al wat ge moet doen, is zijn antwoord afwachten.
- Alles wat je moet doen, is zijn antwoord af te wachten.
Moet je echt de vraag stellen om het antwoord te weten te komen?
Als het antwoord op alle drie 'ja' is, dan zeg ik het
Vergelijk jouw antwoord met dat van Tom.
Ik geloof dat zij geen antwoord heeft gekregen.
Wanneer je een vraag stelt, verwacht je een antwoord.
Toentertijd vond ik dat eigenlijk best een slim antwoord.
En mijn antwoord is dat het niet te laat is.