Examples of using "C'è" in a sentence and their dutch translations:
Er is maar één alternatief.
Zolang er leven is, is er hoop.
Waar twijfel is, daar is vrijheid.
Wat is er daar?
Daar is niets te vinden.
Is er een probleem?
Is hier iemand?
Er is geen twijfel.
Er is geen oplossing.
Het is snikheet.
- Wat is er op tv?
- Wat komt er op tv?
- Waar rook is, is vuur.
- Er is geen rook zonder vuur.
- Waar rook is, is vuur.
- Er is geen rook zonder vuur.
Kijk, daar is mijn moeder.
- Waar rook is, is vuur.
- Er is geen rook zonder vuur.
Wat zit erin?
- Vandaag is het zonnig.
- Vandaag schijnt de zon.
- Iemand ontbreekt.
- Er ontbreekt iemand.
Er is geen oplossing.
- Niemand is ernaartoe gegaan.
- Niemand ging ernaartoe.
Daar is Tokio.
Het is bewolkt.
Is het regenachtig?
Sneeuwt het vandaag?
Het waait.
Is daar tijd voor?
Wat zit er in de doos?
Wat valt er te bespreken?
Wat ligt er op het bureau?
Er ligt een sinaasappel op tafel.
Is er iemand in het huis?
Er is hier niets.
Er is geen hoop.
Is er wat ketchup?
Er is een cafetaria in de universiteit.
Er is geen oplossing.
Er is geen twijfel.
Het is te lawaaierig hier.
Is er iemand in het zwembad?
Er ligt een pen op het bureau.
- Er is melk in de koelkast.
- Er staat melk in de koelkast.
Is er iets wat je kan doen?
Is er een ziekenhuis dichtbij?
Is er een ziekenhuis dichtbij?
Er ligt een woordenboek op de schrijftafel.
Is er een ziekenhuis dichtbij?
- Is er nog iets anders dat je wilt weten?
- Is er nog iets anders dat u wilt weten?
- Is er iets dat je ons wilt vertellen?
- Is er iets dat u ons wenst te vertellen?
Hier is een bericht voor jou.
Er is niemand zoals jij.
Er ligt een fles in de koelkast.
Wie is daar?
O, hier zit een vlinder!
Het is erg koud deze morgen.
Wat is in de garage?
Wat is er in de koelkast?
Er ligt sneeuw op de berg.
Wat is er in de koffer?
Daar is de Seine en hier is de brug.
Er is een correlatie.
Dat scheelde weinig.
Wat hebben we hier?
Een wolf.
Je ziet een weg.
Hier splitst hij zich.
- Er is geen water.
- Daar is geen water.
Het is winderig vandaag.
Er is geen haast.
Het is donker buiten.
- We hebben nog tijd.
- Er is nog tijd.
Er wordt gestaakt.
Het is heel donker.
- Ongetwijfeld.
- Zonder twijfel.
- Het is te warm.
- Het is te heet.
Is er een lift?
Is daar iemand?
Er is geen zeep.
Is er nog suiker?