Translation of "Vidéken" in Dutch

- Vidéken él.
- Vidéken lakik.

Hij woont op het platteland.

Vidéken él.

- Ze woont op het platteland.
- Ze woont in het land.

Vidéken élek.

Ik woon op het platteland.

Apám vidéken él.

- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.

Vidéken nőttem föl.

Ik ben opgegroeid op het platteland.

A nagyanyám vidéken él.

Mijn grootmoeder woont op het platteland.

Két hétig vidéken leszek.

Ik zal twee weken op het platteland verblijven.

A szüleim vidéken élnek.

Mijn ouders wonen op het platteland.

A nagymamám vidéken lakik.

Mijn oma woont op het platteland.

Nagynéném egy magányos házban, vidéken lakik.

Mijn tante woont in een eenzaam huis op de buiten.

Városban lakom, de a szüleim vidéken éltek.

Ik woon in de stad maar mijn ouders hebben op het platteland gewoond.