Examples of using "Lakom" in a sentence and their dutch translations:
Ik woon in de stad.
- Ik woon bij mijn vader.
- Ik woon bij m'n pa.
Ik woon hier.
Ik woon in India.
Ik woon in een hotel.
Ik woon in Boekarest.
Ik woon in Athene.
Ik woon in Osaka.
Ik woon in de stad.
- Weet ge waar ik woon?
- Weet je waar ik woon?
- Weet u waar ik woon?
Weet u waar ik woon?
Ik woon hier al lang.
Ik woon in een appartement.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon momenteel in Boston.
Ik woon niet in Helsinki.
Ik woon in de stad.
Weet ge waar ik woon?
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Ik woon hier.
Weet je waar ik woon?
Ik woon in een klein appartement.
Ik woon in een oud huis.
Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon in deze wijk.
- Ik woon in deze buurt.
Ik woon in een gigantische emmer.
- Ik woon gelijkvloers.
- Ik woon op de begane grond.
Ik woon in Tokio.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon niet in Helsinki.
Ik woon in de volgende straat.
Ik woon in Montenegro.
Ik woon in dit hotel.
Ik woon in Kanton.
Ik woon in Milaan.
Ik woon hier in de buurt.
Ik woon in de hoofdstad, in Buenos Aires.
Weet je waar ik woon?
Ik woon in een appartement.
Het huis waar ik woon, is van mijn ouders.
Ik woon hier niet.
Londen, waar ik woon, was vroeger beroemd om zijn mist.
Het huis waar ik woon, is van mijn ouders.
Ik woon in de stad maar mijn ouders hebben op het platteland gewoond.
Ik woon in een grote stad.
Ik woon niet meer in Boston.
Ik woon niet in Finland.