Examples of using "Posta" in a sentence and their dutch translations:
- Het postkantoor is vandaag dicht.
- Het postkantoor is vandaag gesloten.
Waar is het postkantoor?
- De bank bevindt zich naast het postkantoor.
- De bank ligt naast het postkantoor.
Dit is geen postkantoor.
Waar is het postkantoor?
Dit is een postkantoor, en dat een bank.