Examples of using "Zogen" in a sentence and their dutch translations:
- Ze deden hun laarzen uit.
- Ze trokken hun laarzen uit.
waaiden over de woestijn
Ze plaagden de nieuwe studente.
Zwarte wolken dreven over de stad heen.
Ze trokken hun boot het strand op.
Zwarte wolken dreven over de stad heen.
- Ze deden hun kleren aan.
- Ze kleedden zich aan.
- Ze hebben zich aangekleed.
De twee kinderen trokken aan het touw tot het brak.
De buitenlandse investeerders trokken hun geld uit de VS terug.
Ze hebben met alle mogelijkheden rekening gehouden.