Translation of "Vorbei" in Dutch

Vorbei ist vorbei!

Voorbij is voorbij.

Was vorbei ist, ist vorbei.

- Wat voorbij is, is voorbij.
- Wat gebeurd is, is gebeurd.

- Es ist alles vorbei.
- Alles ist vorbei.

Alles is voorbij.

Es ist vorbei.

Het is voorbij.

Das geht vorbei.

Dat gaat voorbij.

Das ist vorbei.

Dat is voorbij.

- Was vorbei ist, ist vorbei.
- Was getan ist, ist getan.

Wat gebeurd is, is gebeurd.

- Es ist alles vorbei.
- Alles ist vorüber.
- Alles ist vorbei.

Alles is voorbij.

Die Sommerferien sind vorbei.

De zomervakantie is voorbij.

Es ist fast vorbei.

Het is bijna voorbij.

Es ist alles vorbei.

Alles is voorbij.

Der Taifun ist vorbei.

De tyfoon is voorbij.

Der Sommer ist vorbei.

De zomer is voorbij.

Die Schule ist vorbei.

- De school is voorbij.
- De school zit erop.

Es ist jetzt vorbei.

Het is nu voorbij.

Deine Zeit ist vorbei.

Je tijd is om.

Die Jagdsaison ist vorbei.

Het jachtseizoen is voorbij.

Ich komme morgen vorbei.

Ik kom morgen eens langs.

Als der Krieg vorbei war

en toen de oorlog voorbij was,

Die Wikingerzeit war dann vorbei.

Het Vikingtijdperk was toen voorbij.

Der Urlaub ist fast vorbei.

De vakantie is bijna om.

Es ist noch nicht vorbei.

Het is nog niet voorbij.

Wann ist die Regenzeit vorbei?

Wanneer is het regenseizoen ten einde?

Ist das wirklich alles vorbei?

Is het allemaal echt voorbij?

Sie rannten an Tom vorbei.

Ze renden Tom voorbij.

Er ging am Haus vorbei.

Hij wandelde voorbij het huis.

Die Ferien sind jetzt vorbei.

De vakantie is nu voorbij.

Es ist endlich alles vorbei.

Alles is eindelijk voorbij.

Verstanden. Kommen vorbei. Danke. Bear Ende.

Roger, komt eraan. Dankjewel. Bear uit.

Der Krieg ist im Wesentlichen vorbei.

De oorlog is in wezen voorbij.

Das geht mir am Arsch vorbei.

Het kan me geen barst schelen.

Die Hochzeit der Römer ist vorbei.

De bruiloft van de Romeinen is voorbij.

Das geht uns am Arsch vorbei.

Dat kan ons geen moer schelen.

- Das geht vorbei.
- Das geht vorüber.

Dat gaat voorbij.

Kommst du an einem Briefkasten vorbei?

Kom jij langs een brievenbus?

Die Weihnachtsferien waren allzu schnell vorbei.

De kerstvakantie was maar al te snel voorbij.

Die Sommerferien sind zu schnell vorbei.

De zomervakantie is te snel voorbij.

- Was vorbei ist, ist vorbei.
- Was geschehen ist, ist geschehen.
- Ich kann es nicht ungeschehen machen.
- Was getan ist, kann man nicht ungetan machen.
- Was passiert ist, ist passiert.
- Vorbei ist vorbei!

Wat gebeurd is, is gebeurd.

- Die Sache ist gelaufen.
- Jetzt ist der Ofen aus.
- Es ist alles vorbei.
- Alles ist vorbei.

- Het is allemaal afgelopen.
- Alles is voorbij.

Aber unsere Mission ist noch nicht vorbei.

...maar onze missie is nog niet voorbij.

Aber unsere Mission ist noch nicht vorbei.

Maar de missie is nog niet voltooid.

Aber unsere Mission ist noch nicht vorbei.

Maar de missie is nog niet voorbij.

- Zehn Tage vergingen.
- Zehn Tage gingen vorbei.

Tien dagen gingen voorbij.

Der Postbote kommt alle drei Tage vorbei.

De postbode komt om de drie dagen langs.

Sie ging vorbei, ohne mich zu sehen.

Ze kwam voorbij, zonder mij te zien.

Wir denken, dass das Schlimmste vorbei ist.

We denken dat het ergste voorbij is.

Warum schauen wir nicht bei ihr vorbei?

- Waarom springen we niet even bij haar binnen?
- Waarom gaan we niet even bij haar langs?

Ich bin froh, dass alles vorbei ist.

Ik ben blij dat alles voorbij is.

Regnet's im Mai, ist der April vorbei.

Regent het in mei, dan is april voorbij.

Schwarze Wolken zogen an der Stadt vorbei.

Zwarte wolken dreven over de stad heen.

Es ist gut, dass alles vorbei ist.

Het is goed dat alles voorbij is.

Ein Biss dieser Beißklauen, und alles ist vorbei.

Eén beet van die hoektanden en het is voorbij.

Ich dachte, es wäre vorbei. Er war weg.

Ik dacht dat dit voorbij was. Ze was weg.

Ich gehe jeden Tag an dieser Kirche vorbei.

Ik kom elke dag langs die kerk.

- Die Woche ist vorbei.
- Die Woche ist vorüber.

De week is voorbij.

- Darf ich bitte durch?
- Darf ich bitte vorbei?

Mag ik even langs?

- Vierzig Jahre sind vergangen.
- Vierzig Jahre sind vorbei.

Veertig jaar zijn voorbij.

- Der Sommer ist vorbei.
- Der Sommer ist vorüber.

De zomer is voorbij.

- Das Schlimmste ist vorüber.
- Das Schlimmste ist vorbei.

Het ergste is voorbij.

- Deine Zeit ist um.
- Deine Zeit ist vorbei.

Je tijd is om.

Der Nikolaus kommt jedes Jahr bei uns vorbei.

De kerstman komt ons elk jaar bezoeken.

Das Verfalldatum dieser Eier ist schon lange vorbei.

De vervaldatum van deze eieren is al lang voorbij.

Bitte komm auf dem Nachhauseweg bei mir vorbei.

Kom als je naar huis gaat, alsjeblieft bij me langs.

- Die Sommerferien endeten viel zu schnell.
- Die Sommerferien gingen viel zu schnell vorbei.
- Die Sommerferien sind zu schnell vorbei.

De zomervakantie is te snel voorbij.

Das muss ordentlich gereinigt werden. Diese Mission ist vorbei.

We moeten dit meteen goed schoonmaken. De missie is voorbij.

Der Sommer war vorbei, bevor ich mich zurechtgefunden habe.

De zomer was voorbij voordat ik het besefte.

- Der Sommer ist vorbei.
- Der Sommer ist zu Ende.

De zomer is voorbij.

Es wurde langsam hell; die lange Nacht war vorbei.

Het begon licht te worden; de lange nacht was voorbij.

Ich komme morgen früh vorbei und hole dich ab.

Ik kom morgenochtend langs om je op te halen.