Examples of using "Wussten" in a sentence and their dutch translations:
Iedereen wist het.
Iedereen wist het.
Iedereen wist het.
Ze wisten het al.
We wisten wat er gaande was.
Dat wisten ze al lang.
We wisten dat al van in het begin.
We wisten dat al van in het begin.
De dieven wisten wat ze aan het doen waren.
Tom en Maria wisten niet waar ze heen moesten.
Iedereen wist het, behalve ik.
We wisten niet welke bus we moesten nemen.
Ze trouwde zonder dat haar ouders ervan wisten.
Wij wisten dat de kat de straat zou oversteken.
We wisten niets over varkens toen Esther bij ons kwam,
In die tijd wisten de mensen al dat de aarde rond was.
Weet je het niet?
het eerste wat de Noren ervan wisten, was het zien van de glinstering van wapens die naderbij kwamen.
We weten niet wat we moeten doen.
Dat wist je al, toch?
Wisten jullie niet dat ik vroeger in Boston woonde?
- Wist je dat?
- Wist u dat?
- Wisten jullie dat?
- Hoe wist je dat dat zou gebeuren?
- Hoe wist u dat dat zou gebeuren?
- Wist je niet dat schildpadden eieren leggen?
- Wist u niet dat schildpadden eieren leggen?
- Wisten jullie niet dat schildpadden eieren leggen?
Wist je dat Tom een tweelingbroer had?
Wist je dat Tom en Maria neef en nicht waren?
In Engeland vroeg de kelner ons: hoeveel bier wilt ge? Een halve "pint" of een "pint"? Omdat we niet wisten hoeveel dat dan wel was, vroegen we hem de glazen te tonen.