Translation of "Wiederkommen" in Dutch

Er wird wiederkommen.

Hij komt terug.

Darf ich wiederkommen?

Mag ik weer komen?

Wann soll ich wiederkommen?

Wanneer dien ik terug te komen?

Ich werde nicht wiederkommen.

Ik zal niet meer terugkomen.

Tom wird später wiederkommen.

Tom komt later terug.

Ich werde nach zehn Minuten wiederkommen.

Ik ben over tien minuten terug.

Ich glaube, er wird niemals wiederkommen.

Ik denk dat hij nooit meer terugkomt.

Ich würde diese Stadt gerne verlassen und nie mehr wiederkommen.

- Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkeren.
- Ik zou graag deze stad verlaten en nooit meer terugkomen.

Dieser Buchladen hat etwas an sich, das die Leute wiederkommen lässt.

Deze boekwinkel heeft iets waardoor mensen terugkomen.

- Ich komme morgen wieder.
- Ich kehre morgen zurück.
- Ich werde morgen wiederkommen.

Ik kom morgen terug.

- Ich bin um zehn Uhr zurück.
- Ich werde um zehn Uhr wiederkommen.

Ik ben om tien uur terug.

- Ich hoffe, du kommst bald zurück.
- Ich hoffe, dass Sie bald wiederkommen.

- Ik hoop dat u spoedig terugkeert.
- Ik hoop dat je snel terugkomt.
- Ik hoop dat u gauw terugkomt.

Du solltest von dieser Gelegenheit Gebrauch machen, denn sie wird vielleicht nie wiederkommen.

- Je moet deze kans grijpen. Misschien krijg je hem nooit meer.
- Je moet die kans grijpen, want misschien komt ze nooit meer terug.

- Ich glaube, dass er niemals zurückkommen wird.
- Ich glaube, dass er nie zurückkommen wird.
- Ich glaube, er wird niemals wiederkommen.

Ik denk dat hij nooit meer zal terugkomen.