Examples of using "Weißen" in a sentence and their dutch translations:
Ze droeg een witte rok.
Ken heeft een witte hond.
Tom heeft een witte hond.
Ze droeg een witte rok.
De witte bloemen hebben water nodig.
- Heb je liever witte of bruine rijst?
- Hebben jullie liever witte of bruine rijst?
Meer hebben de witte haaien niet nodig.
- Naoko woont in dat witte huis.
- Naoko woont in dit witte huis.
De vogel was bedekt met witte veren.
Ik vind die met de witte ceintuur leuk.
Er kwam een prins op een wit paard.
Ik heb een witte hond en een zwarte hond.
de historische bron van de verkettering van zwarte mannen en blanke mannen
De premier bracht een formeel bezoek aan het Witte Huis.
Op weg naar huis, zag ik een witte vogel.
Ik groeide op in een witte buitenwijk van Zuid-Afrika tijdens de apartheid,
De tafel was stijlvol gedekt met een wit tafellaken, het mooiste porselein, zilveren bestek en kunstig gevouwen servetten, en kandelaars met crèmekleurige kaarsen verlichtten de ruimte.
Eigenlijk wilde ik een jonkvrouw zijn in een toren die bewaakt wordt door zeven draken, en dan zou een prins op een wit paard alle draken hun kop afhakken en mij bevrijden.