Examples of using "Wasche" in a sentence and their dutch translations:
Was!
Ik was mij.
Ik doe de afwas.
Was je voeten.
Ik was mijn sokken.
Was je handen met zeep.
Ik was mijn handen.
- Ik doe meestal de vaat.
- Gewoonlijk doe ik de afwas.
Ik was mijn haar niet 's morgens.
Ik was mijn handen in onschuld.
- Was uw voeten.
- Was je voeten.
Ik ga even mijn handen wassen.
Ik was mijn haar niet 's morgens.
Ik ben nu mijn haar aan het wassen.
Ik was mijn gezicht iedere ochtend.
Ik was mijn haar bijna elke dag.
Was je gezicht.
Ik was mijn haar niet 's morgens.
Ik was mijn handen voor de lunch.
Ik was altijd mijn gezicht met water en zeep.
Was je handen goed.
Ik was altijd mijn gezicht met water en zeep.
Ik was mijn handen omdat ze vies zijn.
- Was uw voeten.
- Was je voeten.
Ik denk dat het tijd is om dit hemd te wassen.
Ik was vaak mijn haar zonder haarwasmiddel te gebruiken.
- Ik doe de afwas.
- Ik ben de afwas aan het doen.