Examples of using "Rupfen" in a sentence and their dutch translations:
- Ik heb een uitje met jou te pellen.
- Ik moet een boontje met jou schillen.
- Ik heb met jou een appeltje te schillen.
Tom had met Maria een eitje te pellen.
Ik heb met jou een appeltje te schillen.
Als je met iemand een eitje te pellen hebt, zeg het hem dan in zijn gezicht, in plaats van achter zijn rug te praten.
Ik heb nog een appeltje te schillen met mijn buurjongen. Dat rotjoch schiet steeds papieren pijltjes door ons zolderraam naar binnen.