Examples of using "Mitkommen" in a sentence and their dutch translations:
Wil je meekomen?
Wil je meekomen?
Wil je met me mee?
Wil je meekomen?
Je kunt komen.
Mag ik meekomen?
Ik zou mee moeten gaan.
Kom je niet mee met mij?
Ik zou graag meekomen.
Hij zou dolgraag met u meegaan.
Wil je niet met me mee?
- U kunt komen.
- Je kunt komen.
- Jullie kunnen komen.
Ik heb twee kaartjes voor het concert. Zou je samen met mij willen gaan?
Het zou beter zijn als u met me meekomt.
Ik wou dat je met ons mee kon komen.
Wil je niet met me mee?
Tom, de hemel zij dank dat je er bent! Je moet heel snel meekomen!
"Haal uw hoed op," zei hij. "Wenst u dat ik kom?" "Ja, als u niets beters te doen hebt."