Translation of "Möchtest" in Dutch

0.178 sec.

Examples of using "Möchtest" in a sentence and their dutch translations:

Möchtest du Zucker?

Wil je wat suiker?

Möchtest du Kuchen?

Wilt u wat taart?

Möchtest du Orangensaft?

- Wil je wat sinaasappelsap?
- Wilt u wat sinaasappelsap?
- Willen jullie wat sinaasappelsap?

Möchtest du mitspielen?

- Wil je met ons spelen?
- Willen jullie met ons spelen?

Möchtest du gehen?

Wil je weg?

Möchtest du hineinschauen?

Wil je erin kijken?

Möchtest du Eis?

Wil je wat ijs?

Du möchtest gehen?

Wil je weg?

Möchtest du mitkommen?

Wil je meekomen?

Möchtest du Geld?

Wil je geld?

- Möchtest du ein Eis essen?
- Möchtest du ein Eis?

Wil je wat ijs?

- Was möchtest du zum Essen?
- Was möchtest du essen?

Wat wil je eten?

- Was möchtest du frühstücken?
- Was möchtest du zum Frühstück?

Wat wil je voor het ontbijt?

- Welches möchtest du?
- Welche möchtest du?
- Welchen möchtest du?
- Welche möchten Sie?
- Welche möchtet ihr?

Welke zou jij leuk vinden?

- Warum möchtest du Krankenschwester werden?
- Warum möchtest du Krankenpfleger werden?

Waarom wil je verpleger worden?

- Möchten Sie essen?
- Möchtest du was essen?
- Möchtest du essen?

Wil je eten?

Was möchtest du tun?

Wat doen we?

Möchtest du Frikadellen essen?

Wilt u gehaktballen eten?

Was möchtest du sagen?

Wat wil je zeggen?

Was möchtest du haben?

Wat wil je hebben?

Iss, was du möchtest.

Eet al wat ge wilt.

Wo möchtest du sitzen?

- Waar wil je zitten?
- Waar willen jullie zitten?
- Waar wilt u zitten?

Möchtest du eine Banane?

Wil je een banaan?

Möchtest du etwas haben?

Wens je iets?

Was möchtest du trinken?

- Wat zou je graag willen drinken?
- Wat wil je drinken?

Möchtest du etwas trinken?

- Wil je iets om te drinken?
- Wil je iets te drinken?

Möchtest du etwas essen?

Wil je iets eten?

Wie viel möchtest du?

Hoeveel wil je er?

Möchtest du Persisch lernen?

Wil je Perzisch leren?

Wo möchtest du leben?

Waar wil je wonen?

Wann möchtest du gehen?

Wanneer willen jullie gaan?

Möchtest du was trinken?

- Wil je iets drinken?
- Wil je wat drinken?
- Wil je iets om te drinken?
- Wil je iets te drinken?

Was möchtest du essen?

- Wat wil je eten?
- Wat wilt u eten?

Möchtest du etwas Brühe?

Wil je wat bouillon?

Möchtest du ein Eis?

Wil je wat ijs?

Möchtest du einen Apfel?

Wil je een appel?

Was möchtest du jetzt?

- Wat wilt ge nu?
- Wat wil je nu?

Wohin möchtest du gehen?

Waar wilt ge naartoe?

- Gibt es etwas, was du essen möchtest?
- Möchtest du etwas Bestimmtes essen?

Is er iets dat je graag wil eten?

Möchtest du ins Kino gehen?

Heb je zin om naar de film te gaan?

Möchtest du Weißwein oder Rotwein?

Wil je graag witte of rode wijn?

Möchtest du eine Tasse Kaffee?

Wilt ge een tas koffie?

Wie viel möchtest du haben?

Hoeveel wil je?

Möchtest du die Zukunft wissen?

Wil je de toekomst weten?

Möchtest du, dass ich fahre?

Wil je graag dat ik rij?

Möchtest du mit mir schlafen?

Wil je met mij slapen?

Was möchtest du als Weihnachtsgeschenk?

Wat had je graag voor Kerstmis?

Komme, wann immer du möchtest.

Kom wanneer het je uitkomt.

An welchen Strand möchtest du?

Naar welk strand wil je gaan?

Möchtest du noch ein Brot?

- Wilt u nog een sandwich?
- Wil je nog een sandwich?

Möchtest du etwas zu trinken?

- Wil je iets om te drinken?
- Wil je iets te drinken?

Möchtest du Zucker und Milch?

Had je graag suiker en melk?

Wie viele Mangos möchtest du?

Hoeveel mango's wil je?

Möchtest du dein Zimmer sehen?

Wil je je kamer zien?

Was möchtest du damit sagen?

- Wat wil je daarmee zeggen?
- Wat bedoel je daarmee?

Möchtest du ein Stück Kuchen?

Wilt u nog een stuk gebak?

Möchtest du ein Tässchen Kaffee?

Wilt u een kopje koffie?

Was möchtest du zum Abendessen?

- Wat wil je voor het diner?
- Wat wil je voor het avondeten?

Möchtest du noch etwas Soße?

Wilt ge nog wat saus?

Was möchtest du zu essen?

Wat wil je eten?

Möchtest du noch etwas Apfelsaft?

- Wilt u nog een beetje appelsap?
- Wil je nog een beetje appelsap?
- Willen jullie nog een beetje appelsap?

Möchtest du ein Glas Orangensaft?

- Wil je een glas sinaasappelsap?
- Wilt u een glas sinaasappelsap?
- Willen jullie een glas sinaasappelsap?

Möchtest du noch etwas Apfelsinensaft?

Heb je nog graag wat sinaasappelsap?

Möchtest du, dass ich komme?

Wil je dat ik kom?

Du möchtest diese Arbeit machen.

Je zou dit werk willen doen.

- Was möchtest du zum Essen?
- Was möchtest du essen?
- Was willst du essen?

Wat wil je eten?

- Möchtest du etwas essen?
- Möchten Sie etwas essen?
- Möchtest du etwas zu essen?

Wilt u iets om te eten?

- Willst du etwas zum Trinken?
- Möchtest du etwas zu trinken?
- Möchtest du was trinken?
- Möchtest du noch etwas zu trinken haben?

- Wil je iets om te drinken?
- Wil je iets te drinken?

- Willst du etwas zum Trinken?
- Möchtest du etwas zu trinken?
- Möchtest du etwas trinken?

- Wil je wat drinken?
- Wil je iets om te drinken?
- Wil je iets te drinken?

- Möchtest du etwas zu trinken?
- Möchten Sie etwas zu trinken?
- Möchtest du was trinken?

- Wil je iets drinken?
- Wil je wat drinken?
- Wil je iets om te drinken?
- Wil je iets te drinken?