Examples of using "Meinen" in a sentence and their dutch translations:
Ik draag mijn badpak onder mijn kleren.
Laat mijn arm los!
Tom heeft mijn paraplu.
Ik vertrouw mijn vijanden meer dan mijn vrienden.
Breng mijn hoed.
Neem mijn advies aan.
Zuig aan mijn pik.
- Ik ben mijn regenscherm verloren.
- Ik ben mijn paraplu verloren.
Bel mijn man.
- Kent u mijn broer Masao?
- Kennen jullie mijn broer Masao?
- Je kent mijn broer niet.
- U kent mijn broer niet.
- Jullie kennen mijn broer niet.
Heb je mijn vader gezien?
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Zet het niet op mijn schrijftafel.
Mag ik mijn jas uittrekken?
Tom kent mijn naam niet.
Ik deed mijn hoed op.
Ik erken mijn fout.
Je bent mijn verjaardag vergeten.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Ik ben mijn sleutel aan het zoeken.
- Wat denkt ge, dokter?
- Wat denkt u, dokter?
Ik leef mijn droom.
Laat mijn arm los!
Laat mijn arm los!
Ik draag mijn zilveren sieraden.
Ik ben op zoek naar mijn broer.
Je hebt mijn helm.
Breng mijn hoed.
Ik hou van mijn vader.
Ik haat mijn broer.
Ik hou van mijn iPod.
Ik heb mijn sleutel nodig.
Volg mijn raad op, alstublieft.
Hij wast mijn sla.
Ik zoek mijn bic.
Ik heb een hekel aan mijn buurman.
- Ik krijg mijn verstandskies.
- Ik krijg mijn wijsheidstand.
Hij stapte in mijn ruimte.
Ik ben mijn paraplu verloren.
Meent u dat echt?
Ik drink mijn koffie.
Breng mijn hoed.
- Leg alles in mijn mand.
- Leg alles in mijn korf.
Ik ben met mijn vrienden aan het trainen.
Ik kan mijn ogen niet geloven.
- Ik woon bij mijn ouders.
- Ik woon samen met mijn ouders.
Je kent mijn vader toch niet, of wel?
Wat vindt u van mijn nieuwe hoed?
Ze verwarde mij met mijn broer.
Je mag mijn nieuwe auto gebruiken.
Wat?! Je hebt mijn chocolade beer opgegeten?!
Ik ben uitgegaan met mijn vrienden.
Maak je geen zorgen om mijn hond.
- Niet mijn camera aanraken.
- Kom niet aan mijn fototoestel.
- Raak mijn camera niet aan.
Een van mijn favoriete bezigheden.
Laat ik mijn eigen deel betalen.
Heb je mijn fototoestel gezien?
Ik zou mijn vader willen zien.
Wilt u mijn overjas zoeken?
Kan ik mijn verblijf verlengen?
Ze heeft mijn aanbod afgeslagen.
Heb je mijn brief gekregen?
Ik ben mijn paspoort kwijt!
Ik eet met mijn handen.
- Ik ben mijn regenscherm verloren.
- Ik ben mijn paraplu verloren.
Ik heb mijn job opgegeven.
Ik ben mijn potlood kwijt.
Hij accepteerde mijn idee.
Ik moet naar mijn pen zoeken.