Examples of using "Kleider" in a sentence and their dutch translations:
De kleren maken de man.
Maria ontwerpt jurken.
Draag warme kleren.
Ze draagt mooie kleren.
Ze heeft veel kleren.
Toms kleren zijn vuil.
Doe je kleren weg.
Ze draagt mooie kleren.
Onze kinderen hebben nieuwe kleding nodig.
Ze draagt altijd opzichtige kleren.
De keizer draagt geen kleren.
- Jouw kleding stinkt altijd.
- Uw kleding stinkt altijd.
Heb je onlangs nieuwe kleren gekocht?
Kleren maken de man, lompen maken luizen.
Ze wou de vuile kleren wassen.
Haar kleren zijn uit de mode.
Er zijn oude kleren in deze kist.
Mayuko ontwierp haar eigen kleding.
- Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig, dacht Dima.
- "Ik heb echt nieuwe kleren nodig" dacht Dima.
Ik heb mijn kleren in de wasdroger gestoken.
Ik koop gewoonlijk kleren in een plaatselijke winkel.
"Ik heb echt wat nieuwe kleren nodig" dacht Dima.
Ze bekeek een aantal jurken en koos de duurste.
Ik draag coole kleren en een coole zonnebril.
Hij draagt altijd donkere kleren.
Hij gaf ons niet alleen kleding, maar ook wat geld.
Ze bekeek een aantal jurken en koos de duurste.
- Waar zijn je kleren?
- Waar zijn uw kleren?
Ik verkoop kleding via internet.
Meteen als ik klaar ben met werken, moet ik mijn kleren uit de wasserij halen.