Examples of using "Zieh" in a sentence and their dutch translations:
Trek!
Trek eraan.
- Kleed je uit.
- Trek je kleren uit.
Kleed je om.
Aankleden.
- Kleed je uit!
- Trek je kleren uit.
- Doe uw schoenen uit.
- Doe je schoenen uit.
Doe je sokken uit.
Draag warme kleren.
Trek je jas uit.
Kleed je snel aan.
- Trek je pyjama aan.
- Doe je pijama aan.
Aankleden!
Kleed je warm aan.
Trek een badjas aan!
Kies een kaart. Maakt niet uit welke.
Doe je jas aan.
Trek zo geen gezicht!
Tom, trek deze handschoenen aan.
Trek niet aan mijn been!
- Trek het open.
- Open het!
Trek de vork uit het stopcontact.
Doe uw schoenen uit.
Trek je pyjama aan.
Doe je jas aan. Het is koud buiten.
Maak dat je wegkomt!
Doe wat kleren aan, anders wordt je nog verkouden.
Doe uw natte kleren uit.
Trek een nummer.
Trek niet zo'n vies gezicht, die soep is echt heel lekker.
- Zet het op.
- Doe het aan.
Het is koud buiten. Doe je jas aan.
Doe uw kousen uit a.u.b.
Doe uw schoenen uit, alstublieft.
Doe uw schoenen uit, alstublieft.
- Rot op.
- Wegwezen.
- Donder op.
- Hoepel op.
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Rot toch op!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Rot op.
- Donder op.
- Ga toch weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Wegwezen!
- Rot op!
- Scheer je weg!
- Ga weg!
- Hoepel op!
- Weg!
- Onder mijn ogen uit!
- Wegwezen!
- Weg van hier!
- Verdwijn!
- Lazer op!
- Rot op.
- Maak dat je wegkomt!
- Donder op.
- Loop weg!
- Maak dat jullie wegkomen.
- Maak dat u wegkomt!
- Ga weg hier.