Translation of "Denken" in Dutch

0.009 sec.

Examples of using "Denken" in a sentence and their dutch translations:

- So denken alle.
- Alle denken so.

Iedereen denkt dat.

Nicht denken!

Niet denken!

Vielleicht denken Sie:

En misschien denk je:

Denken tut weh.

Denken doet pijn.

So denken alle.

Dat denkt iedereen.

Alle denken so.

Iedereen denkt dat.

Was denken sie?

Wat vinden zij?

Denken heißt Vergleichen.

- Denken is vergelijken.
- Denken betekent vergelijken.

- Ich kann nicht anders denken.
- Anders kann ich nicht denken.

Ik kan niet anders denken.

Die meisten denken so.

De meeste mensen denken dat.

Wenige Leute denken so.

Weinig mensen denken zo.

- Denke nicht!
- Nicht denken!

Niet denken!

- Erst wägen, dann wagen.
- Erst denken, dann handeln.
- Erst denken, dann lenken.

Bezint voor je begint.

Denken Sie daran: unerbittliche Selektion!

Weet je nog? Steeds blijven triageren.

Ich kann nicht anders denken.

Ik kan niet anders denken.

Ich weiß, wie Frauen denken.

Ik weet hoe vrouwen denken.

Ich kann an nichts denken.

Ik kan niks bedenken.

Denken Sie, ich wäre dumm?

Denkt u dat ik achterlijk ben?

Anders kann ich nicht denken.

Ik kan niet anders denken.

Wir alle denken, wir wüssten es, und wir alle denken, jeder wüsste es,

We denken allemaal dat we het weten en we denken dat iedereen het weet,

Wir denken, wir seien diese Wüste,

We denken dat wij die woestijn zijn

Denken wir zu viel darüber nach,

Als we het te veel analyseren...

Ich kann nicht an alles denken.

Ik kan niet aan alles denken.

Ich muss an meine Kinder denken.

Ik moet aan mijn kinderen denken.

Das lässt mich an dich denken.

Dat doet me aan jou denken.

Wir denken daran, nach Boston zurückzuziehen.

We denken erover om naar Boston terug te verhuizen.

Sie denken, es ist ein Spielzeug.

Ze denken dat het speelgoed is.

Denken Sie über den Tod nach?

Denkt u na over de dood?

Fürs Denken wirst du nicht bezahlt.

Je krijgt niet betaald om te denken.

Das belehrte mich, methodisch zu denken.

Dit was om me methodisch te laten leren denken.

Ich bin zu müde zum Denken.

Ik ben te moe om te denken.

„Woran denken Sie?“ – „An die Mittagspause.“

- "Waaraan denkt u?" - "Aan de lunchtijd."
- "Waar denken jullie aan?" - "Aan de lunchtijd."

Tom muss an seine Familie denken.

Tom moet aan zijn gezin denken.

Kaffee ist gesünder, als viele denken.

Koffie is gezonder dan veel mensen denken.

„Können Delfine denken?“ — „Das wage ich nicht zu denken.“ — „Nun, vielleicht sind die Delfine mutiger!“

"Kunnen dolfijnen denken?" - "Ik durf er niet aan denken." - "Goed, maar misschien zijn dolfijnen wel moediger!"

- Ich habe gelernt, so wie Tom zu denken.
- Ich habe gelernt, so zu denken wie Tom.

Ik heb geleerd als Tom te denken.

Denken Sie nicht, dass das möglich ist?

Denk je dat dit niet mogelijk is?

Ich kann nur noch sehr langsam denken.

Ze maken dat ik trager nadenk.

Solange ich denken kann, wurde mir vorgeschrieben,

Mijn hele leven lang is mij verteld

Ich konnte damals nur an ihn denken.

Ik kon alleen maar aan haar denken.

Du scheinst an etwas anderes zu denken.

Je lijkt aan iets anders te denken.

Wir denken, dass das Schlimmste vorbei ist.

We denken dat het ergste voorbij is.

Warum willst du wissen, was wir denken?

Waarom wilt ge weten wat wij denken?

Niemand interessiert sich dafür, was Sie denken.

Niemand is geïnteresseerd in dat wat u denkt.

Viele Leute denken, dass ich verrückt bin.

Veel mensen denken dat ik gek ben.

Meine Eltern denken, dass ich Medizin studiere.

Mijn ouders denken dat ik geneeskunde studeer.

Denken Sie, dass Tiere eine Seele haben?

Denk je dat dieren een ziel hebben?

Die meisten Leute denken, ich sei verrückt.

De meeste mensen denken dat ik gek ben.

Denken alle, ich hätte das Geld gestohlen?

Denkt iedereen dat ik het geld heb gestolen?

Perry hat sich angewöhnt, laut zu denken.

Perry was het luidop denken gewoon geraakt.

Denken ist schwierig, deshalb verurteilen viele nur.

Denken is moeilijk, daarom beperken velen zich tot oordelen.

Sie werden denken, ich sei verrückt geworden.

Zij zullen denken dat ik gek geworden ben.

Er wird denken, ich sei verrückt geworden.

Hij zal denken dat ik gek geworden ben.

Versuchen Sie, an etwas anderes zu denken!

Probeer aan iets anders te denken!

- Denken alle, ich hätte das Geld gestohlen?
- Denken alle, ich wäre derjenige, der das Geld gestohlen hat?
- Denken alle, ich wäre diejenige, die das Geld gestohlen hat?

Denkt iedereen dat ik het geld heb gestolen?

- Ich hätte mir denken können, dass du es warst.
- Ich hätte mir denken können, dass Sie es waren.

Ik had moeten weten dat jij het was.

Nur 40 % denken, es werde sie persönlich treffen.

Slechts 40 procent van de mensen denkt dat het ons persoonlijk zal raken.

Um so zu denken, wie nie gedacht wurde.

Te denken wat mensen nooit hebben gedacht.

Müssen wir daran denken, was wir hinterlassen wollen.

...en we moeten nadenken over wat we achterlaten.

Ich scheiße darauf, was andere von mir denken.

Het kan me niet schelen, wat mensen van me denken.

Frau Roland, was denken Sie über das Problem?

Mevrouw Roland, wat denkt gij over het probleem?

Wir denken, dass wir das Schlimmste überstanden haben.

We denken dat het ergste voorbij is.

- Denkst du an Tom?
- Denken Sie an Tom?

- Denk je aan Tom?
- Denkt u aan Tom?
- Denken jullie aan Tom?

Erwartet nicht, dass die anderen für euch denken!

Verwacht niet dat anderen voor jou denken.

Warte nicht darauf, dass andere für dich denken.

Verwacht niet dat anderen voor jou denken.