Examples of using "Weh" in a sentence and their dutch translations:
- Doet het pijn?
- Doet dat pijn?
Mijn voeten doen pijn.
Het doet geen pijn.
Ge doet mij pijn.
Doet dit zeer?
Denken doet pijn.
Dat doet pijn.
Liefde doet pijn.
Afwijzing doet pijn.
Scheiden doet lijden.
Mijn nek doet pijn.
Ik heb pijn aan mijn achterste.
Ik heb pijn aan mijn ogen.
Doet het veel pijn?
Waar doet het pijn?
- Ik heb last van mijn zonnebrand.
- Mijn zonnebrand doet zeer.
Mijn voeten doen pijn.
Mijn gewrichten doen pijn.
Het doet geen pijn.
- Ik heb overal pijn.
- Ik zit vol met pijntjes.
Ge doet mij pijn.
Ik heb hoofdpijn.
Ze had overal pijn.
Stop. Dat doet pijn.
Welke tand doet pijn?
Mijn voet doet pijn.
Mijn been doet pijn.
Het doet geen pijn.
Mijn verstandskies doet pijn.
Niets doet me pijn.
Doe niemand pijn!
Mijn voeten doen pijn.
Ge doet mij pijn.
Mijn been doet pijn.
Doet het pijn als je kauwt?
Mijn voet doet pijn.
Ik heb rugpijn.
Ik heb pijn aan mijn ogen.
Mijn lichaam doet pijn.
Mijn arm doet pijn.
Toms schouder doet pijn.
Mijn kaak doet pijn.
- Mijn heup doet pijn.
- Mijn heup doet zeer.
Mijn nek doet pijn.
Tom, je doet me pijn!
Mijn hart doet pijn.
Mijn hoofd doet echt pijn.
Ik zit vol met pijntjes.
Mijn kleine teen doet pijn.
- Je hebt hem pijn gedaan.
- Je hebt hem gekwetst.
Het doet pijn.
Mijn benen doen zeer.
Mijn pols doet pijn.
Ik heb pijn aan de schouder.
Ik heb pijn hier.
Mijn ogen doen pijn!
De belediging deed haar pijn.
Mijn voet doet pijn.
Tom heeft me pijn gedaan.
Ik heb pijn aan mijn ogen.
Ben je bang om gewond te raken?
Het doet zo'n pijn. Stop!