Examples of using "Brennen" in a sentence and their dutch translations:
Houten huizen branden makkelijker.
Mijn ogen branden.
- De huizen staan in brand.
- De woningen staan in brand.
Ik voel een branden in mijn maag.
Ik weet niet hoe dit gaat branden.
Dat brandt wel even. We gaan naar binnen.
- Ik wou dat ik kon uitvogelen hoe ik een dvd moet branden.
- Ik wou dat ik kon uitvinden hoe ik een dvd moet branden.
Er zitten zo veel harsoliën in. Dat houdt het wel een tijdje gaande.
- Ik zag dat je licht aan was en wist dat je nog wakker was.
- Ik zag dat jullie licht aan was en wist dat jullie nog wakker waren.