Examples of using "Häuser" in a sentence and their dutch translations:
Die huizen zijn groot.
Aardbevingen vernielen huizen.
- De huizen staan in brand.
- De woningen staan in brand.
Japanse huizen zijn klein.
Ik heb grote huizen.
Het vuur verwoestte drie huizen.
Deze huizen zijn vijfhonderd jaar oud.
Het vuur heeft tien huizen vernietigd.
Elk huis had een tuin.
Het vuur verwoestte drie huizen.
Tom heeft twee huizen en een boot.
We hebben zo'n 1500 huizen gebouwd.
Deze huizen zijn vijfhonderd jaar oud.
Door de aardbeving zijn vele huizen ingestort.
Tom heeft twee huizen en een boot.
Er zijn hier geen huizen in de buurt.
Hij weet niet wie deze huizen gebouwd heeft.
Er zijn veel hoge gebouwen in deze stad.
Hij weet niet wie deze huizen gebouwd heeft.
Zijn oom bezit niet minder dan tien huizen.
Er staan nog geen huizen aan de andere kant van de straat.
In Italië zijn veel huizen met grote tuinen.
Deze huizen werden tot de grond platgebrand door de vijand.
Alle huizen in onze straat zijn versierd met oranje vlaggetjes vanwege het WK.
Zijn deze huizen samen? -Ja, ze zijn dubbel. Met vloeren en 't modulaire deel erop.
Hij noemt zich socialist, maar heeft twee huizen en een Rolls Royce.