Examples of using "Bügeln" in a sentence and their dutch translations:
Ik haat strijken.
Ik moet mijn hemd strijken.
- Heeft hij zijn broek laten strijken?
- Heeft hij zijn pantalon laten strijken?
Ik kan niet tegelijk mijn nagels knippen en de strijk doen!
Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Als je Zwitserland zou strijken, zou het groter zijn dan Duitsland.
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.
Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.