Translation of "Deutschland" in Dutch

Deutschland wird auf Deutsch »Deutschland« genannt.

Duitsland heet "Deutschland" in het Duits.

Deutschland vermaist!

Duitsland verzuipt in de mais!

- Wir sind aus Deutschland.
- Wir kommen aus Deutschland.

Wij komen uit Duitsland.

- Deutschland liegt in Mitteleuropa.
- Deutschland ist in Mitteleuropa.

Duitsland ligt in Midden-Europa.

Ich mag Deutschland.

Ik hou van Duitsland.

Deutschland ist schön.

Duitsland is mooi.

- Sie ist nach Deutschland gezogen.
- Sie zog nach Deutschland.

- Zij verhuisde naar Duitsland.
- Ze is naar Duitsland verhuisd.

- Er ist nach Deutschland gezogen.
- Er zog nach Deutschland.

Hij verhuisde naar Duitsland.

- Gibt es in Deutschland Skorpione?
- Gibt es Skorpione in Deutschland?

Zijn er schorpioenen in Duitsland?

- Deutschland ist eine parlamentarische Republik.
- Sehr viele Menschen regieren Deutschland.

Duitsland is een parlementaire republiek.

- Deutschland besteht aus 16 Ländern.
- Deutschland besteht aus 16 Bundesländern.

Duitsland bestaat uit 16 deelstaten.

- Deutschland liegt mitten in Europa.
- Deutschland liegt in der Mitte Europas.
- Deutschland befindet sich mitten in Europa.

Duitsland ligt in het midden van Europa.

Sein Heimatland ist Deutschland.

Zijn vaderland is Duitsland.

Deutschland grenzt an Frankreich.

Duitsland grenst aan Frankrijk.

Führt Deutschland Getreide aus?

Exporteert Duitsland graan?

Deutschland liegt in Mitteleuropa.

Duitsland ligt in Midden-Europa.

Deutschland hat zwei Hauptstädte.

Duitsland heeft twee hoofdsteden.

Deutschland ist eine Bundesrepublik.

Duitsland is een federale republiek.

Pfirsichbaeumchen ist aus Deutschland.

Pfirsichbaeumchen komt uit Duitsland.

Sie zog nach Deutschland.

Zij verhuisde naar Duitsland.

Ich will nach Deutschland.

Ik wil naar Duitsland gaan.

Er kommt aus Deutschland.

Hij komt uit Duitsland.

Deutschland ist kein Sonnenstaat.

Duitsland is geen zonnig land.

Wir kommen aus Deutschland.

Wij komen uit Duitsland.

Sie kommt aus Deutschland.

Zij komt uit Duitsland.

Wir sind aus Deutschland.

We zijn uit Duitsland.

Deutschland ist nicht Kurdistan.

Duitsland is geen Koerdistan.

Berlin ist in Deutschland.

Berlijn ligt in Duitsland.

Ich bin aus Deutschland.

Ik ben uit Duitsland.

Tom fährt nach Deutschland.

Tom gaat naar Duitsland.

Ich wohne in Deutschland.

Ik woon in Duitsland.

Wohnst du in Deutschland?

- Woont u in Duitsland?
- Woon je in Duitsland?
- Wonen jullie in Duitsland?

Er zog nach Deutschland.

Hij verhuisde naar Duitsland.

Ich fahre nach Deutschland.

Ik rij naar Duitsland.

- Gibt es Strände in Deutschland?
- Gibt es irgendwelche Strände in Deutschland?

Zijn er stranden in Duitsland?

- Ich besuchte sie in Deutschland.
- Ich habe sie in Deutschland besucht.

- Ik bezocht haar in Duitsland.
- Ik heb haar in Duitsland bezocht.

- Deutschland liegt mitten in Europa.
- Deutschland befindet sich mitten in Europa.

Duitsland ligt in het midden van Europa.

- Wann bist du aus Deutschland zurückgekommen?
- Wann seid ihr aus Deutschland zurückgekommen?
- Wann sind Sie aus Deutschland zurückgekommen?

- Wanneer ben je uit Duitsland teruggekomen?
- Wanneer ben je uit Duitsland weergekeerd?

Deutschland grenzt an die Niederlande.

Duitsland grenst aan Nederland.

Deutschland ist eine parlamentarische Republik.

Duitsland is een parlementaire republiek.

Deutschland ist ein kaltes Land.

Duitsland is een koud land.

Er weiß alles über Deutschland.

- Hij weet alles van Duitsland.
- Hij weet alles over Duitsland.

Seine Eltern kamen aus Deutschland.

Zijn ouders kwamen uit Duitsland.

Ist es in Deutschland kalt?

Is het koud in Duitsland?

Gibt es in Deutschland Überschwemmungen?

Zijn er overstromingen in Duitsland?

Gibt es in Deutschland Erdbeben?

Zijn er aardbevingen in Duitsland?

Mein Onkel wohnt in Deutschland.

Mijn oom woont in Duitsland.

Das Pfirsichbäumchen kommt aus Deutschland.

Het Perzikboompje komt uit Duitsland.

Prostitution ist legal in Deutschland.

Prostitutie is legaal in Duitsland.

Ist es in Deutschland gefährlich?

Is Duitsland gevaarlijk?

Er ist nach Deutschland gezogen.

Hij verhuisde naar Duitsland.

Ich besuchte sie in Deutschland.

Ik bezocht haar in Duitsland.

Lebensmittel sind in Deutschland günstig.

Eten is goedkoop in Duitsland.

Sie ist nach Deutschland gezogen.

- Zij verhuisde naar Duitsland.
- Ze is naar Duitsland verhuisd.

Er ist in Deutschland aufgewachsen.

- Hij groeide op in Duitsland.
- Hij is opgegroeid in Duitsland.

Gibt es Strände in Deutschland?

Zijn er stranden in Duitsland?

Tom zog nach Deutschland um.

Tom verhuisde naar Duitsland.

Tom ist nach Deutschland gezogen.

Tom verhuisde naar Duitsland.

In Deutschland spricht man Deutsch.

In Duitsland spreken ze Duits.

Sie wandten sich gegen Deutschland.

Ze keerden zich tegen Duitsland.

Deutschland liegt mitten in Europa.

Duitsland ligt in het midden van Europa.