Examples of using "Größer" in a sentence and their dutch translations:
Hij werd groter en groter.
Hoe groter het gevaar, des te groter de eer.
Groter en moediger.
- Ik groeide.
- Ik groeide op.
- Ik werd volwassen.
Ik ben groter.
Ik ben groter dan jij.
- Zij is groter dan jij.
- Zij is groter dan u.
Bent u langer dan Tom?
Jij bent groter dan zij.
De jouwe is groter dan de mijne.
Mijn God is nog groter!
Ik had graag groter willen zijn.
Hoe groter het gevaar, des te groter de eer.
Tom is groter dan ik.
hoe sterker de gedachte eraan wordt.
Hij is groter dan ik.
Zijn broer is nog groter.
Tokyo is groter dan Yokohama.
Ze is langer dan hij.
China is groter dan Japan.
- De mijne is groter dan de jouwe.
- Die van mij is groter dan die van jullie.
- De mijne is groter dan die van jou.
Bilal is groter dan Karam.
Tom is groter dan ik.
Hommels zijn groter dan bijen.
Peking is groter dan Rome.
Jij bent groter dan ik.
Ik ben groter dan jij.
Rusland is groter dan Italië.
Tom is langer dan Maria.
Ik ben groter dan hij.
Niets is belangrijker dan vriendschap.
Canada is groter dan Japan.
Kinderen groeien zo vlug.
Keisuke is groter dan ik.
Jij bent groter dan zij.
Tokio is groter dan Rome.
Perziken zijn groter dan abrikozen.
Zij is veel groter dan ik.
Deze schoen is een maat groter.
- De ogen zijn groter dan de mond.
- Je ogen zijn groter dan je maag.
In het algemeen zijn mannen langer dan vrouwen.
Hoe dieper en hoe groter... ...hoe beter.
Tom is groter dan zijn moeder.
- Hij is veel groter dan gij.
- Hij is veel groter dan jij.
Hij is groter dan zijn vader.
Hij is langer dan zijn broer.
China is veel groter dan Japan.
Deze schoen is een maat groter.
- Hij is niet langer dan ik.
- Hij is niet groter dan ik.
Wie is groter, Ken of Taro?
Mijn zoon is langer dan ik.