Examples of using "Aussprechen" in a sentence and their dutch translations:
Laat hem uitspreken.
Kan iemand dit woord uitspreken?
Kan iemand dit woord uitspreken?
Ik kan uw familienaam niet uitspreken.
In de eerste plaats wil ik mijn bijzondere dank betuigen aan mijn professor Ana Costa.
Ik kan jou niet vertellen hoe je het woord moet uitspreken.