Examples of using "Trois" in a sentence and their dutch translations:
Drie ideeën, drie tegenstellingen.
Bijna drie.
Drie weken gingen voorbij.
Bijna drie.
- Op drie!
- Bij drie!
Jij hebt drie auto's.
Dat is dan samen drie euro.
Drie tot de derde macht is zevenentwintig.
Eén, twee, drie.
Ik heb drie neven.
Ik heb drie honden.
Wij zijn met zijn drieën.
Ik heb drie kinderen.
Ik heb drie katten.
Ik heb drie zussen.
Ik heb drie broers.
Ik heb drie zoons.
Er ontbreken nog drie personen.
Ik heb drie jongere zussen.
- Vijf plus drie is gelijk aan acht.
- Vijf plus drie is acht.
Hij heeft drie oudere zussen.
Vijf plus drie is gelijk aan acht.
- Vijf plus drie is gelijk aan acht.
- Vijf plus drie is acht.
- Vijf plus drie is gelijk aan acht.
- Vijf plus drie is acht.
Ik zal er aan elk drie uitdelen.
Op slechts 3 medicijnen
Je hebt drie maanden.
met de shotglazen,
'de wet van drie'.
een, drie, vijf, zeven --
Ik voeg drie bestanden toe.
Hij had drie zoons.
Hij heeft drie kinderen.
Ik heb drie camera's.
Kom na drie uur.
Jij hebt drie auto's.
Ik ben drie kilo aangekomen.
Wij hebben drie kinderen.
Hij heeft drie dochters.
We hebben drie vliegtuigen.
- Je hebt drie katten.
- U heeft drie katten.
- Jullie hebben drie katten.
Zij heeft drie broers.
Hij heeft drie broers.
Dat is dan samen drie euro.
Zij liep drie kilometer.
Tom heeft drie zussen.
- Ik wachtte drie uur.
- Ik heb drie uur gewacht.
Ik hoorde drie explosies.
We hebben drie weken.
Ruben heeft drie zoons.
Het is drie uur.
- Hij ving drie vissen.
- Hij heeft drie vissen gevangen.
Tom heeft drie honden.
Tom heeft drie dochters.
Tom heeft drie katten.
Tom heeft drie auto's.
Tom heeft drie broers.
Tom heeft drie koeien.
Ik heb drie ribben gebroken.