Examples of using "Tien" in a sentence and their dutch translations:
Het is van jou?
Deze hond is van jou.
Mijn plan verschilt van het jouwe.
- De jouwe is daar.
- Die van jou is daar.
Is dit van jou?
Laat me de jouwe zien!
Dit woordenboek is net zo nuttig als het jouwe.
De jouwe is groter dan de mijne.
Mijn woning is gerieflijker dan de uwe.
Ik heb gisteren net zo'n pen gekocht als jij hebt.
Het is van jou?
Is dit jouw tas of de zijne?
De mijne is niet zo goed als de jouwe.
Mijn camera is anders dan de jouwe.
- Deze hond is van jou.
- Deze hond is van u.
- Deze hond is van jullie.
Het is van jou.
- Dat is mijn probleem, niet die van jou.
- Dat is mijn probleem, niet die van u.
Is dit jouw potlood?
Dit boek is van jou.
Is dit jouw tas of de zijne?
- De mijne is groter dan de jouwe.
- Die van mij is groter dan die van jullie.
- De mijne is groter dan die van jou.
Is dit van jou?
Ik denk dat dit van jou is.
- Mijn fiets is veel nieuwer dan die van u.
- Mijn fiets is een pak nieuwer dan de jouwe.
- Mijn fiets is veel nieuwer dan die van jou.
- Je kan je eigen maken.
- Je kan er zelf een maken.
- U kan er een voor uzelf maken.
- Je kunt er zelf een maken.
- Het is van jou?
- Het is van u?
- Het is van jullie?
- Mijn gedacht is niet hetzelfde als dat van u.
- Ik ben het niet met jou eens.
- Ik ben het niet met u eens.
- Mijn gedacht is niet hetzelfde als dat van u.
- Ik ben het niet met jou eens.
- Mijn idee is anders dan het uwe.