Examples of using "Poire" in a sentence and their dutch translations:
Die peer ruikt lekker.
Dit is een peer.
- Ik eet een peer.
- Ik ben een peer aan het eten.
Hij eet een peer.
De peer ruikt goed.
- Ze eet een peer.
- Ze is een peer aan het eten.
Deze peer is groen.
Is deze peer groen?
Ze heeft peervormige borsten.
Zijn haar borsten appel- of peervormig?
Alle appels zijn op, maar niemand heeft een peer gegeten.