Translation of "Place" in Dutch

- Place !
- Faites place !
- Dégagez !

- Opzij!
- Uit de weg!
- Lazer op!
- Maak plaats!

- Prenez place.
- Prends place.

- Gaat u zitten.
- Neem plaats.

- Prenez sa place !
- Prends sa place !

Neem zijn plaats in!

Faites place !

Maak plaats!

Sur place.

Ter plaatse.

Prends place !

Ga zitten!

- Assieds-toi !
- Asseyez-vous !
- Prenez place !
- Prends place !

Ga zitten!

À la place...

In plaats daarvan...

Veuillez prendre place !

Wilt u zo vriendelijk zijn te gaan zitten?

- Assieds-toi !
- Asseyez-vous !
- Prenez place !
- Prends place !
- Assieds-toi.

- Gaat u zitten.
- Ga zitten!
- Zet u.
- Neem plaats.
- Ga even zitten.
- Zit!

- Vous êtes à ma place.
- Tu es à ma place.

Je zit op mijn stoel.

- Tout était en place.
- Chaque chose était à sa place.

- Alles klopte.
- Alles was op z’n plek.

- Ils sont restés en place.
- Elles sont restées en place.

Ze stonden.

- Prenez place, je vous prie !
- Prenez place s'il vous plaît !

Wilt u zo vriendelijk zijn te gaan zitten?

Cette place est libre.

De plek is vrij.

À votre place, j'attendrais.

In uw plaats, zou ik afwachten.

La place est libre.

De plek is vrij.

Remettez ça en place.

Geef dit terug.

Cette place est-elle libre ?

Is deze zitplaats vrij?

Qui pourrait prendre sa place ?

Wie zou hem kunnen vervangen?

Sur place ou à emporter ?

Is dit voor hier of om mee te nemen?

Garde-moi une place, d'accord ?

Je houdt toch een plaats vrij voor me, niet?

J'aimerais réserver une place assise.

Ik zou een zitplaats willen reserveren.

Fais-nous de la place.

Geef ons wat ruimte.

Faites place, s'il vous plaît.

- Maak plaats, alsjeblieft.
- Maak plaats, alstublieft.
- Maak ruimte, alsjeblieft.
- Maak ruimte, alstublieft.

J'ai obtenu la première place.

Ik ben eerste geworden.

Mets-toi à ma place.

- Ga eens in mijn schoenen staan.
- Plaats jezelf in mijn situatie.

La foule emplissait la place.

De menigte vulde het plein.

Sur place ou à emporter ?

- Hier opeten of meenemen?
- Is dit om hier op te eten of om mee te nemen?

- Excusez-moi, cette place est-elle prise ?
- Excusez-moi, cette place est libre ?

Excuseer, is deze vrij?

- J'aimerais réserver une place.
- J'aimerais réserver une place assise.
- J'aimerais réserver un fauteuil.

Ik zou een zitplaats willen reserveren.

- Pourrais-tu faire ceci à ma place ?
- Pourriez-vous faire ceci à ma place ?

Kan jij dit doen in plaats van mij?

- Poussez-vous.
- Pousse-toi.
- Fais un peu de place.
- Faites une peu de place.

Schuif eens op.

Et de notre place dans l'univers.

en onze plaats in het universum.

Tom a terminé en deuxième place.

- Tom eindigde als tweede.
- Tom is als tweede geëindigd.
- Tom is in de tweede plaats geëindigd.
- Tom is tweede geworden.
- Tom was als tweede klaar.

- Assieds-toi !
- Prends place !
- Assois-toi!

Ga zitten!

Je n'ai pas ma place ici.

Ik hoor hier niet thuis.

Regarde ce poteau sur la place.

Kijk naar die paal in het pleintje.

Cette place n'est pas si mal.

Deze plek is zo slecht nog niet.

À ta place, je n'hésiterais pas.

- Ik zou niet twijfelen als ik jou was.
- Als ik jou was, zou ik niet twijfelen.

Excusez-moi, cette place est libre ?

Excuseer, is deze plaats nog vrij?

- Veuillez prendre un fauteuil.
- Prends place.

- Gaat u zitten.
- Zet u.

- Place-les bien !
- Placez-les bien !

Zet ze op de juiste plaats!

- La place grouillait de milliers de personnes.
- Des milliers de personnes ont envahi la place.

Duizenden mensen zwermden over het plein.

Qui n'ont pas encore trouvé leur place.

die niet zo snel ergens hun plekje vonden.

Et, à la place, a dit ceci :

en zei in plaats daarvan het volgende:

Il n'y a pas de Place Lénine.

Er is daar geen Lenin plein.

Ça le place dans une autre catégorie.

Het brengt dat dier naar een ander niveau.

La pluie laissa place à la neige.

De regen ging over in sneeuw.

Pourrais-tu faire ceci à ma place ?

Kan jij dit doen in plaats van mij?

J'ai assumé la responsabilité à sa place.

Ik heb in zijn plaats de verantwoordelijkheid genomen.

Je n'aimerais pas être à sa place.

Ik zou niet graag in haar schoenen willen staan.

L'époque médiévale fit place à la Renaissance.

De middeleeuwen maakten plaats voor de renaissance.

Ces boîtes vides prennent trop de place.

Die lege kisten nemen te veel plaats in.

Je n'aimerais pas être à votre place.

Ik zou niet graag in jouw schoenen willen staan.

Elle est montée à la première place.

- Zij steeg naar de eerste plaats.
- Ze is naar de eerste plaats gestegen.

Est-ce que tout est en place ?

Is alles op zijn plek?

- Veuillez le remettre à sa place, je vous prie.
- Remets-le à sa place, je te prie.

Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.

- Elle gara sa voiture sur une place libre.
- Elle a garé sa voiture sur une place libre.

Ze parkeerde haar auto op een onbebouwd stuk grond.

- Ton nom se tient en première place sur ma liste.
- Votre nom se tient en première place sur ma liste.
- Ton nom figure en première place sur ma liste.
- Votre nom figure en première place sur ma liste.

Uw naam staat als eerste op mijn lijst.

- Je trouve que cette table prend trop de place.
- Je crois que cette table prend trop de place.

Ik vind dat deze tafel te veel ruimte inneemt.

Mais il a sa place dans la nature.

...maar heeft zoals alles in de natuur zijn eigen plek.

Il s'agit de comprendre notre place dans l'univers.

Het gaat over het begrijpen van onze plaats in het universum.

Dites-leur qu'ils doivent faire place pour l'hélicoptère.

Zeg dat ze plaats voor de helikopter moeten maken.

La table ne prend pas beaucoup de place.

De tafel neemt niet veel plaats in.

Qui va à la chasse perd sa place.

Opgestaan, plaats vergaan.

Remets-le à sa place, je te prie.

Leg het terug op zijn plaats, alstublieft.

Des centaines de personnes se trouvaient sur place.

Honderden mensen waren terplaatse.

Il y a de la place à l'intérieur.

Binnen is er plaats.

J'ai des pieds à la place des mains.

Ik heb twee linkerhanden.

Père prit place au bout de la table.

Vader nam zijn plaats in aan het hoofd van de tafel.

À ta place, je ne le ferais pas.

- Dat zou ik niet doen als ik jou was.
- Ik zou het niet doen als ik jou was.

Je ne peux pas décider à votre place.

Ik kan niet in uw plaats beslissen.

- Il y alla à la place de son père.
- Il s'y rendit en lieu et place de son père.

Hij ging naar daar in plaats van zijn vader.

- C'est pour ici ou à emporter ?
- À emporter ou à consommer sur place ?
- Sur place ou à emporter ?
- Sur place ou pour emporter ?
- Pour consommer sur place ou à emporter ?

- Is het om hier te eten, of om mee te nemen?
- Is dit om hier op te eten of om mee te nemen?

- Ainsi qu'il fallait s'y attendre, il décrocha la première place.
- Comme c'était à prévoir, il a obtenu la première place.

Zoals verwacht is hij eerste geworden.

- Je ne le ferais pas si j'étais à ta place.
- Si j'étais à ta place, je ne ferais pas cela.

Dat zou ik niet doen als ik jou was.

Et maintenaient certaines parties du système respiratoire en place

en het zette delen van het ademhalingsapparaat vast,

Pour qu'il reste bien en place. Ça me protégera.

...zodat 't nergens heen kan. Dat houdt me veilig.

Mais il laisse peu de place aux débats éclairés.

Maar het is niet zo goed voor bedachtzame debatten.

Avez-vous déjà mis en place l'arbre de Noël ?

Hebben jullie al de kerstboom opgezet?

Je veux du temps à la place de l'argent.

Ik wil tijd in plaats van geld.

Il y alla à la place de son père.

Hij ging in plaats van zijn vader.