Examples of using "Impatient" in a sentence and their dutch translations:
Tom is ongeduldig.
Tom werd ongeduldig.
Je bent ongeduldig.
- Papa is ongeduldig vandaag.
- Papa is vandaag ongeduldig.
Hij kan niet wachten om er te zijn.
Je bent opgewonden maar ook nerveus
Hij is ongeduldig om jou te zien.
Je bent ongeduldig.
- U bent zo ongeduldig.
- Je bent zo ongeduldig.
Hij was ongeduldig om zijn zoon te zien.
Hij verheugt zich erop.
Ik kijk ernaar uit.
- Jullie zijn zo ongeduldig.
- U bent zo ongeduldig.
- Je bent zo ongeduldig.
Ik kan niet wachten.
Je hebt zo weinig geduld met me.
Hij ziet erg naar zijn pensionering uit.
Ik kan niet wachten tot school begint.