Translation of "Course" in Dutch

0.004 sec.

Examples of using "Course" in a sentence and their dutch translations:

- Tom perdit la course.
- Tom a perdu la course.

Tom verloor de race.

- Il a facilement gagné la course.
- Il gagna facilement la course.

Hij heeft de wedren gemakkelijk gewonnen.

Il gagna facilement la course.

Hij heeft de wedren gemakkelijk gewonnen.

- Il a pris part à la course.
- Il a participé à la course.

Hij deed mee aan de wedloop.

Il a encore gagné la course.

Hij won de race opnieuw.

C'est chouette de regarder la course.

Het is leuk om de race te bekijken.

Il a pris part à la course.

Hij deed mee aan de wedloop.

Il est en tête de la course.

Hij heeft een voorsprong in de race.

La course présidentielle de 2020 se réchauffe.

De verkiezingen in 2020: een verhitte strijd.

Il est arrivé premier de la course.

Hij heeft de eerste plaats behaald in de wedstrijd.

Une course aux armements s'est déroulée dans l'utérus,

is het een soort wapenwedloop in de baarmoeder geweest.

Il y avait 50 participants pour la course.

Er zijn vijftig deelnemers aan de wedstrijd.

La course à pied est bonne pour la santé.

Hardlopen is goed voor de gezondheid.

Il n'y a que quatre chevaux à concourir dans cette course.

Er deden maar vier paarden mee aan de race.

Ce fut une victoire pour le pays entier lorsqu'il eut fini premier de la course.

Het was een overwinning voor het hele land toen hij eerste werd in de race.