Translation of "Pris" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Pris" in a sentence and their dutch translations:

- J'ai pris une décision.
- Je pris une décision.

- Ik heb een beslissing getroffen.
- Ik heb een beslissing genomen.

pris pour lui.

voor hem worden genomen.

Il est pris.

Hij is bezet.

- Tu as pris du poids.
- Vous avez pris du poids.

- Je bent aangekomen.
- Je bent dikker geworden.

- J'ai pris une précieuse leçon.
- Je pris une précieuse leçon.

Ik heb een waardevolle les geleerd.

- As-tu pris une douche ?
- Avez-vous pris une douche ?

- Heb je gedoucht?
- Heeft u gedoucht?
- Hebben jullie gedoucht?

J'ai pris ma décision.

- Ik heb mijn beslissing genomen.
- Ik heb een beslissing getroffen.

J'ai un parti pris.

- Ik ben partijdig.
- Ik ben vooringenomen.

J'ai pris du poids.

Ik ben aangekomen.

J'ai pris l'autoroute 58.

Ik ben over de A58 gegaan.

J'ai pris trois kilos.

Ik ben drie kilo aangekomen.

- Il a pris le melon.
- Il a pris la grosse tête.

- Hij heeft een dikke nek gekregen.
- Hij loopt naast zijn schoenen.

- Il a pris quelle voiture ?
- Quelle voiture a-t-il pris ?

Welke auto heeft hij genomen?

- Ils ont pris rapidement une douche.
- Elles ont pris rapidement une douche.

Ze hebben vlug een douche genomen.

- Nous avons pris le petit déjeuner.
- On a pris le petit déjeuner.

We hebben ontbeten.

- Quand as-tu pris cette photo ?
- Quand avez-vous pris cette photo ?

- Wanneer heb je deze foto gemaakt?
- Wanneer heeft u deze foto gemaakt?

- Avez-vous pris votre petit déjeuner ?
- Avez-vous pris un petit déjeuner ?

Hebben jullie ontbeten?

J'ai pris trois poissons hier.

- Ik heb drie vissen gevangen gisteren.
- Ik heb gisteren drie vissen gevangen.

J'ai pris le bus 61.

Ik nam bus 61.

J'ai déjà pris un café.

Ik heb al koffie gedronken.

La réunion a pris fin.

- De vergadering is geëindigd.
- De vergadering is afgelopen.
- De vergadering is voorbij.

Il a pris quelle voiture ?

Welke auto heeft hij genomen?

Il a pris du poids.

- Hij is dikker geworden.
- Hij is aangekomen.

Tom a pris une bière.

Tom had een biertje.

Tom a pris sa retraite.

Tom ging met pensioen.

Qui a pris son cœur ?

Wie heeft zijn hart gestolen?

Il a pris une douche.

Hij douchte.

Elle a pris un taxi.

Ze nam een taxi.

Marie a pris du poids.

Maria is aangekomen.

J'ai pris mon petit déjeuner.

- Ik heb ontbeten.
- Ik had ontbeten.

As-tu pris une douche ?

- Heb je een douche genomen?
- Heb je gedoucht?

Tom a pris un bain.

Tom badderde.

Tu as pris quelle rue ?

Welke straat heb je gevolgd?

Il a pris quelle rue ?

Welke straat heeft u gevolgd?

J'ai pris une précieuse leçon.

Ik heb een waardevolle les geleerd.

Tu as pris du poids.

Je bent dikker geworden.

As-tu pris un déjeuner ?

Heb je lunch gehad?

Tom a pris cette photo.

Tom heeft deze foto genomen.

Quelqu'un a pris mes affaires.

Iemand nam mijn spullen.

Sami a pris sa retraite.

Sami is met pensioen.

As-tu pris une serviette ?

Heb je een handdoek meegenomen?

Il lui en a pris.

- Hij heeft er wat van hem gepakt.
- Hij heeft er wat van haar gepakt.
- Hij heeft er wat bij hem gekocht.
- Hij heeft er wat bij haar gekocht.

- J'ai pris une flèche dans le genou.
- Je pris une flèche dans le genou.

Ik kreeg een pijl in mijn knie.

- Je me suis décidé.
- J'ai pris une décision.
- Je pris une décision.
- J'ai décidé.

- Ik heb beslist.
- Ik heb mijn besluit genomen.
- Ik heb een beslissing getroffen.

Alors, j'ai pris une mauvaise décision.

En toen nam ik een slecht besluit.

Mais celui-là n'a pas pris.

Maar dit wordt hem niet.

Il s'est pris dans les toiles.

Hij zit vast in het spinnenweb.

Nous étions pris dans une tempête.

We werden door een storm bevangen.

Vous avez pris une bonne décision.

Je maakte een juiste beslissing.

Il m'a pris par le cou.

Hij greep me bij mijn kraag.

As-tu déjà pris ton déjeuner ?

- Heb je al geluncht?
- Hebt ge al middageten gehad?

Tom a pris le mauvais bus.

Tom nam de verkeerde bus.

Ils ont pris un ours vivant.

Ze hebben een beer levend gevangen.

Avez-vous pris un petit déjeuner ?

- Heb je ontbeten?
- Hebben jullie ontbeten?
- Heeft u ontbeten?

J'ai pris le train pour Boston.

Ik ging per trein naar Boston.

Nous l'avons pris en flagrant délit.

We hebben hem op heterdaad betrapt.

Tom a pris toutes mes affaires.

Tom heeft al mijn spullen meegenomen.

Tom s'est pris une autre bière.

Tom nam nog een biertje.

J'ai pris ma fille en photo.

Ik heb mijn dochter gefotografeerd.

J'ai été pris dans un embouteillage.

Ik stond vast in de file.

J'ai pris deux tasses de café.

- Ik nam twee kopjes koffie.
- Ik dronk twee kopjes koffie.

Elles ont pris rapidement une douche.

Ze hebben vlug een douche genomen.

Marie a pris son petit déjeuner.

Maria had ontbijt.

Elles ont pris leur petit déjeuner.

Zij hadden ontbijt.

Nous l'avons pris pour un Américain.

We dachten dat hij een Amerikaan was.

Je n'ai encore jamais pris l'avion.

Ik heb nog nooit op een vliegtuig gezeten.

Il m'a pris par la main.

Hij nam me bij de hand.

J'ai pris ma retraite l'an dernier.

- Ik ging vorig jaar met pensioen.
- Ik ben vorig jaar met pensioen gegaan.

Marie a pris le mauvais bus.

Maria heeft de verkeerde bus genomen.

As-tu pris une douche aujourd'hui ?

Hebt ge een douche genomen vandaag?

Il est pris entre deux feux.

- Hij zit tussen twee vuren.
- Hij zit klem.

Tom a pris une autre gorgée.

Tom heeft nog een slok genomen.

Tom a pris un petit déjeuner.

Tom at ontbijt.

Quand as-tu pris cette photo ?

Wanneer heb je deze foto gemaakt?

Quand avez-vous pris cette photo ?

Wanneer heeft u deze foto gemaakt?

Combien de photos a pris Tom ?

Hoeveel foto's heeft Tom gemaakt?

Sammy avait pris du space cake.

Sammy had spacecake.