Examples of using "Team" in a sentence and their dutch translations:
Sluit je aan bij Team Mens.
Ons team heeft verloren.
Wat een team!
Welk team heeft gewonnen?
Ons team heeft gisteren gewonnen.
- Tom wordt misschien lid van ons team.
- Tom wordt misschien lid van onze ploeg.
Onze ploeg is aan het winnen.
Welk team zal winnen?
- Welk team is het onze?
- Welk team is van ons?
Ons team is klaar.
Ons team heeft gisteren gewonnen.
Het team was verschrikkelijk.
Ons team kan jouw team makkelijk in het eerste potje verslaan.
Het Franse team scoorde evenveel goals als het Engelse team.
'Zit Tom in ons team?' 'Nee, hij zit in het andere team.'
Elk team heeft nu een idee dat een ander team slecht vond
Oké, ik ben voor 'Team Mens'.
Ons team heeft de wedstrijd gewonnen.
Tom leidt het voetbalteam.
Welk team heeft de wedstrijd gewonnen?
Drie hoeraatjes voor het team!
Onze ploeg heeft het heel goed gedaan.
We hebben een projectgroep samengesteld.
Zit Tom in ons team?
We zijn trots op ons team.
Ons team heeft jullie hulp nodig.
de gedachten die we hebben over het rode of het blauwe team.
George is onze teamleider.
Ons team heeft alle wedstrijden verloren.
Ik ben lid van een honkbalteam.
- Een voetbalteam bestaat uit elf spelers.
- Een voetbalploeg bestaat uit elf spelers.
Ons team verzamelde menselijke kennis
Het team was bekwaam en gecoördineerd.
Onze ploeg heeft twee punten voorsprong.
Eric speelt in onze voetbalploeg.
Jouw team is sterker dan het onze.
Ons team heeft alle wedstrijden verloren.
Ons team heeft de eerste wedstrijd verloren.
Welk team zal waarschijnlijk winnen?
Welk team zal de wedstrijd winnen?
Kom bij elkaar.
Mary zit bij het zwemteam.
Ik hoop dat ons team wint.
Voor welk team speel je?
Hij werd uit het team gezet.
Jullie vormen een prachtig team.
Welke ploeg heeft het meest kans om te winnen?
Onze honkbalploeg is erg sterk.
We zitten niet bij hetzelfde team.
Tom en zijn team zijn er klaar voor.
Ik werd het team uitgeschopt.
Ik heb je in mijn team nodig.
- We zitten in hetzelfde team, toch?
- We zitten toch in hetzelfde team?
Ik denk dat we een sterk team zijn.
Jouw team is beter dan het onze.
Dit is een heel goed team.
Tom zit in het tennisteam.
Ze kozen John als aanvoerder van het team.
Ik ben lid van het basketbalteam.
Tom is de kapitein van de voetbalploeg.
Daar wilde ik bij horen.
Juist zoals Max het voorspeld had, heeft ons team verloren.