Examples of using "Mall" in a sentence and their dutch translations:
Het winkelcentrum is open.
Heb je iemand in het koopcentrum gezien?
Ze ging met haar vrienden naar het winkelcentrum.
Tom en ik zijn samen naar het winkelcentrum geweest.
Is er een bus naar het winkelcentrum?
- Ik moet Tom in het winkelcentrum ontmoeten.
- Ik moet met Tom afspreken bij het winkelcentrum.
Ik heb een parttime baan als kerstman in het winkelcentrum.