Examples of using "Meet" in a sentence and their dutch translations:
Kom iedereen ontmoeten.
Aangenaam kennis te maken.
Aangenaam kennis te maken.
Aangenaam kennis te maken.
Wie heb je ontmoet?
- Aangenaam kennis te maken.
- Aangenaam.
Aangenaam kennis te maken.
Aangenaam!
Aangenaam kennis te maken.
- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Aangenaam.
- Ik zie je daar.
- Ontmoet me daar.
Daar treffen we elkaar.
Aangenaam kennis te maken.
Aangenaam!
Prettig kennis met je te maken.
Prettig kennis met je te maken.
Aangenaam kennis te maken.
Aangenaam.
Prettig met u kennis te maken!
Prettig kennis met je te maken.
Ik ben blij je te leren kennen.
Dit is Hala.
Wie heb je ontmoet?
Waar zien we elkaar?
- Kan je hem ontmoeten?
- Kunt u hem ontmoeten?
- Kunnen jullie hem ontmoeten?
Kunnen we elkaar nog eens ontmoeten?
Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.
- Waar zien we elkaar?
- Waar ontmoeten we elkaar?
- Waar spreken we af?
Je moet hem ontmoeten.
- Aangenaam kennis te maken.
- Ik ben blij u te leren kennen.
- Ik ben blij je te leren kennen.
- Prettig met u kennis te maken!
We lopen hen soms tegen het lijf.
- Aangenaam!
- Aangenaam kennis te maken!
Ik moet Tom ontmoeten.
- Aangenaam kennis te maken.
- Prettig met u kennis te maken!
Tegenpolen trekken elkaar aan.
Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.
Hallo. Aangenaam u te ontmoeten.
Ik zal hem morgen zien.
We ontmoetten elkaar op zondag.
Aangenaam kennis te maken.
Heb je hem ontmoet?
Altijd wanneer ze elkaar ontmoeten, hebben ze ruzie.
- We hebben vanmiddag een afspraak.
- We zien elkaar om 12 uur.
Ik zou haar graag ontmoeten.
Ook voor mij is het aangenaam kennis te maken.
Tom wilde je graag ontmoeten.
Prettig kennis met je te maken.
Ik ben heel blij u te ontmoeten.
Ook voor mij is het aangenaam kennis te maken.
Het zou kunnen dat je hem gaat ontmoeten.
Ik wil hem niet zien.
Aangenaam kennis te maken.
Hoe hebben jullie elkaar leren kennen?
Blij u te leren kennen, Ken.
Ik ben blij u te ontmoeten.
Hij wil je ontmoeten.
Waar heb je Tom ontmoet?
Ik wil Tom graag ontmoeten.
Ik wil Tom ontmoeten.
We willen Tom leren kennen.
Ik wil Maria ontmoeten.
Ik ontmoet je aldaar.
- Kom naar de hal.
- Ik zie je in de lobby.
Waar hebben jullie elkaar ontmoet?
Heb je hem pas leren kennen?
Wanneer hebt ge haar ontmoet?
Wanneer heb je hem ontmoet?
Ontmoet je hem vaak?
Uiteindelijk zullen we elkaar vandaag ontmoeten.
Tom wilde je graag ontmoeten.
We staan op het punt hem te ontmoeten.
Laten we om half drie afspreken.