Examples of using "Kate" in a sentence and their dutch translations:
- Ga zitten, Kate.
- Zet je neer, Kate.
Kate kan jaloers worden.
- Kate heeft een verkoudheid.
- Kate is verkouden.
Brian liet Kate wachten.
Is Kate nog altijd niet aangekomen?
Kate heeft de vergadering niet bijgewoond.
Jean en Kate zijn een tweeling.
Kate heeft een appeltaart gebakken.
Kate heeft de vergadering niet bijgewoond.
Kate spreekt heel snel Engels.
Kate liep naar het restaurant van mijn vader.
Kate blijft tijdens weekeindes in Izu.
Kate drinkt elke dag een heleboel melk.
Kate is net zo charmant als haar zus.
Kate is niet zo groot als Anne.
Kate maakte haar huiswerk in de keuken.
Ik kwam erachter dat Kate rijk was.
Kate was gedwongen het boek te lezen.
Kate is net zo charmant als haar zus.
Zult ge die bloem naar Kate brengen?
Kate was gedwongen het boek te lezen.
Kate drinkt elke dag een heleboel melk.
Een meisje dat Kate heet kwam om je te zien.
Kate was verrast toen ze die grote hond zag.
Mary en Kate zijn vrienden sinds de middelbare school.
Geen enkele student in onze klas is intelligenter dan Kate.