Translation of "Jean" in Dutch

0.003 sec.

Examples of using "Jean" in a sentence and their dutch translations:

What did Jean make?

- Wat heeft Jean gedaan?
- Wat heeft Jean gemaakt?

Jean and Kate are twins.

Jean en Kate zijn een tweeling.

Tom's dad is named Jean.

Toms vader heet Jean.

Jean travels less than Alice.

- Jean reist minder dan Alice.
- Jean verplaatst zich minder dan Alice.

Jean and Janine ate tomatoes.

Jean en Janine aten tomaten.

A little while ago I met Jean.

Een tijdje geleden heb ik Jan ontmoet.

Jean-Luc gives Beverly the book by Shakespeare.

Jean-Luc geeft Beverly het boek van Shakespeare.

I've always been a big fan of Jean Reno.

Ik ben altijd al een grote fan geweest van Jean Reno.

Jean-de-Dieu Soult was from a small town in southern France, and enlisted in the RĂ©giment

Jean-de-Dieu Soult kwam uit een klein stadje in Zuid-Frankrijk en nam op 16-jarige leeftijd