Examples of using "Impression" in a sentence and their dutch translations:
Tom maakte een slechte indruk.
Hij maakt een slechte indruk.
Hij maakt een slechte indruk.
Wat was je eerste indruk van Londen?
Wat was je eerste indruk van me?
Wat vind je van de Verenigde Staten?
Ik kreeg de indruk dat hij dichtbij was.
Dat was geen goede eerste indruk.
Zijn voordracht maakte een goede indruk op me.
Zijn muziek maakte grote indruk op me.
Het was niet mijn bedoeling om je die indruk te geven.
die denken dat hun donaties helpen.
Ik heb de indruk dat je me belachelijk maakt.
Je krijgt maar één kans om een eerste indruk te maken
Ik heb de indruk dat het al de hele dag regent.
Je krijgt nooit een tweede kans om een eerste indruk te maken.