Translation of "Homework" in Dutch

- I'm busy with my homework.
- I'm busy doing homework.
- I'm busy with homework.

Ik heb het druk met huiswerk.

- I have done my homework.
- I did my homework.
- I've done my homework.

Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

- He's done his homework.
- He did his homework.

Hij heeft zijn huiswerk gemaakt.

- Turn in your homework.
- Hand in your homework.

- Lever je huiswerk in.
- Lever jullie huiswerk in.

- Do your homework now.
- Do your homework right away.
- Do your homework right now.

- Maak nu je huiswerk.
- Maak nu je huiswerk!

Do your homework.

Maak je huiswerk.

I hate homework.

Ik haat huiswerk.

I have homework.

Ik heb huiswerk.

Tom hates homework.

Tom haat huiswerk.

We have homework.

We hebben huiswerk.

- I'm doing my homework.
- I am doing my homework.

- Ik ben mijn huiswerk aan het maken.
- Ik maak mijn huiswerk.

- She has done her homework.
- She's done her homework.

Ze heeft haar huiswerk gemaakt.

- Do your homework for yourself.
- Do your homework by yourself.

Maak je huiswerk zelf.

- Have you done your homework?
- Did you do your homework?

Heb je je huiswerk gedaan?

- Have you done all your homework?
- Have you finished your homework yet?
- Have you finished your homework already?
- Are you done with your homework yet?
- Have you already finished your homework?

Heb je je huiswerk al af?

Teaching curriculum, grading homework,

onderwijzen van lessen, huiswerk nakijken,

She's done her homework.

Ze heeft haar huiswerk gemaakt.

I don't like homework.

Ik vind huiswerk niet leuk.

I'm doing my homework.

Ik maak mijn huiswerk.

Do your homework now.

Maak nu je huiswerk!

Show me your homework.

- Laat me jouw huiswerk zien.
- Laat me jullie huiswerk zien.

I'm busy with homework.

Ik heb het druk met huiswerk.

I did my homework.

Ik heb mijn huiswerk gemaakt.

The kids have homework.

De kinderen hebben huiswerk.

Go do your homework.

Ga je huiswerk doen.

Is this your homework?

Is dit jouw huiswerk?

Tom did his homework.

Tom maakte zijn huiswerk.

Do you have homework?

Heb je huiswerk?

He's done his homework.

Hij heeft zijn huiswerk gemaakt.

Where is your homework?

Waar is jouw huiswerk?

He did his homework.

Hij heeft zijn huiswerk gemaakt.

- I have already done my homework.
- I've already done my homework.

Ik heb mijn huiswerk al af.

- I haven't finished my homework yet.
- I have not finished my homework yet.
- I haven't yet finished my homework.

Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk.

- Have you finished your homework yet?
- Have you finished your homework already?
- Are you done with your homework yet?

- Hebt gij uw huiswerk al af?
- Ben je al klaar met je huiswerk?
- Heb je je huiswerk al af?
- Is je huiswerk al af?

- I haven't finished my homework yet.
- I haven't yet finished my homework.

Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk.

- Did you already do your homework?
- Have you done you homework yet?

Heb je je huiswerk al gedaan?

Physics homework requires taking breaks,

Daar horen pauzes bij.

The teacher gave us homework.

De leraar gaf ons huiswerk.

All my homework is done.

Al mijn huiswerk is klaar.

Jane is doing her homework.

- Jane maakt haar huiswerk.
- Jane is haar huiswerk aan het maken.

My homework is nearly complete.

Mijn huiswerk is bijna klaar.

Do your homework by yourself.

Maak je huiswerk zelf.

I didn't do my homework.

Ik heb mijn huiswerk niet gemaakt.

I've already finished my homework.

Mijn huiswerk is al af.

They are beginning their homework.

Ze beginnen hun huiswerk te maken.

Doing homework is extremely boring.

Huiswerk maken is extreem saai.

Did you do your homework?

Heb je je huiswerk gedaan?

I have no homework today.

- Ik heb vandaag geen huiswerk.
- Vandaag heb ik geen huiswerk.

I emailed Tom his homework.

- Ik e-mailde Tom zijn huiswerk.
- Ik heb Tom zijn huiswerk ge-e-maild.

The dog ate my homework.

De hond heeft mijn huiswerk opgegeten.

Help me with my homework.

Help me met mijn huiswerk.

My homework was finally finished.

Mijn huiswerk is eindelijk klaar.

I have math homework today.

Ik heb vandaag wiskundehuiswerk.

My dog ate my homework.

Mijn hond heeft mijn huiswerk opgegeten.

I was doing my homework.

Ik maakte mijn huiswerk.

I must do my homework.

Ik moet mijn huiswerk maken.

Tom is doing his homework.

- Tom maakt zijn huiswerk.
- Tom is zijn huiswerk aan het maken.

Have you done your homework?

Heb je je huiswerk gedaan?

Tom doesn't like doing homework.

Tom houdt niet van huiswerk maken.

Did everyone do their homework?

- Heeft iedereen hun huiswerk gemaakt?
- Heeft ieder zijn huiswerk gemaakt?

- I haven't finished my homework yet.
- I have not finished my homework yet.

Ik ben nog niet klaar met mijn huiswerk.

- Today, I have a lot of homework.
- I have a lot of homework today.

Vandaag heb ik veel huiswerk.

Have you done all your homework?

Heb je al je huiswerk afgemaakt?

This homework is difficult for me.

Dit huiswerk is moeilijk voor mij.

Don't forget that we have homework.

Vergeet niet dat we huiswerk hebben.

I have a lot of homework.

Ik heb veel huiswerk.