Examples of using "Doing" in a sentence and their dutch translations:
Wat doet Tom?
- Waar zijn ze mee bezig?
- Wat zijn ze aan het doen?
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Wat zijn jullie aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Wat doet u?
- Waarmee ben je bezig?
- Wat zit je te doen?
- Wat zitten jullie te doen?
- Wat doen jullie?
- Waarmee zijn jullie bezig?
Hoe gaat het met je?
Wat doet Tony?
Wat zijn jullie aan het doen?
Je doet het verkeerd.
Tom doet niets.
Ze bleven doen wat ze aan het doen waren.
- Hoe gaat het met je?
- Hoe maak je het?
- Wat doet Tom daar?
- Wat is Tom daar aan het doen?
Wat doen we hier?
Wat is Ken aan het doen?
Wat doet ze?
Het gaat prima.
- Ze zijn in orde.
- Zij zijn in orde.
- Het gaat goed met ze.
Mij gaat het goed.
- We zijn aan het niksen.
- We zijn niets aan het doen.
Hoe gaat het met je vrouw?
- Ik ben mijn huiswerk aan het maken.
- Ik maak mijn huiswerk.
- Tom doet het erg goed.
- Het gaat heel goed met Tom.
- Wat ben je aan het doen?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
- Wat zit je nu te doen?
- Waar bent u mee bezig?
Wat doen we hier?
Hoe gaat het vandaag met je?
Wat doet Tom daarbinnen?
- Wat doe je hier?
- Wat doet gij hier?
- Wat doet Tom daar?
- Wat is Tom daar aan het doen?
Wat was je aan het doen?
Wat doe je daar?
Wat was je aan het doen?
- Ik doe de afwas.
- Ik doe de vaat.
- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat doe je momenteel?
- Waar ben jij mee bezig?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
- Wat zit je nu te doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Waar zijn jullie mee bezig?
- Wat doe je momenteel?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
Wat doen die mensen?
Wat doe je?
Ik doe het niet meer.
- Waarom doet zij dat?
- Waarom doet hij dat?
Tom doet dat al.
Wat ben je aan het doen?
Tom doet niets.
mee te doen aan wetenschapswedstrijden,
Wat is hij aan het doen?
Ik maak mijn huiswerk.
Al doende leert men.
- Wat doen we?
- Wat zijn we aan het doen?
Wat ben ik aan het doen?
Ik doe dit nu.
Hoe doen ze dat?
Wat was je aan het doen?
In theorie ben ik net met wiskunde bezig.
Wat doe je?
Hoe gaat het met mijn zoon?
Hoe gaat het met mijn vrouw?
- Vandaag gaat het mij goed.
- Vandaag voel ik me goed.
Ik doe helemaal niets.
Niksen is leuk.
Ik voel me best goed.
- Wat doet Tom daar?
- Wat is Tom daar aan het doen?
Ik doe wat nodig is.
Hij doet aan fysica.