Examples of using "Asthma" in a sentence and their dutch translations:
Tom heeft astma.
Ik heb astma.
Ze heeft astma.
Sami had astma.
Hij heeft astma.
Ik had een astma-aanval.
- Tom heeft een astma-aanval gehad.
- Tom had een astma-aanval.
Astma komt voor in zijn familie.
- Wat lokt je astma-aanvallen uit?
- Wat lokt uw astma-aanvallen uit?
- Wanneer was je laatste astma-aanval?
- Wanneer was uw laatste astma-aanval?
- Is er ooit astma bij u vastgesteld?
- Is er ooit astma bij je vastgesteld?
bijvoorbeeld in de genen die betrokken zijn bij astma.
Ik denk dat Tom een astma-aanval heeft.
...naar alles van astma tot kanker. Boem, daar gaan we.
- Bent u ooit geïntubeerd geweest vanwege een astma-aanval?
- Ben je ooit geïntubeerd geweest vanwege een astma-aanval?
NO₂-vervuiling veroorzaakt wereldwijd naar schatting 4 miljoen astmagevallen bij kinderen per jaar.