Translation of "Lachten" in Portuguese

We lachten.

Nós rimos.

Ze lachten.

Eles riram.

De studenten lachten.

Os alunos riram.

Ze lachten allebei.

- Ambas riram.
- Ambos riram.

- Zij lachten over zijn fout.
- Zij lachten over hun fout.

- Eles riram do erro dele.
- Riram do seu erro.

Ze lachten haar uit.

Eles riram dela.

Zij lachten over zijn fout.

- Eles riram do erro dele.
- Riram do seu erro.

Alle drie de jongens lachten.

Todos os três garotos riram.

Alle andere jongens lachten hem uit.

- Todos os outros meninos riram dele.
- Todos os outros garotos riam dele.

- Beide meisjes lachten.
- Beide meisjes hebben gelachen.

- As duas meninas riram.
- As duas garotas riram.

- Alle studenten lachten.
- Alle studenten hebben gelachen.

Todos os alunos riram.

Tom en Maria bekeken elkaar en lachten.

- O Tom e a Mary se entreolharam e riram.
- O Tom e a Mary olharam um para o outro e riram.