Translation of "Hem" in Japanese

- Volg hem.
- Volg hem!

後をつけろ。

- Ze heeft hem verstikt.
- Zij heeft hem verstikt.
- Ze heeft hem gewurgd.
- Zij heeft hem gewurgd.
- Ze verstikte hem.
- Zij verstikte hem.
- Ze wurgde hem.
- Zij wurgde hem.

- 彼女は彼の息の根を止めた。
- 彼女は彼を絞殺した。
- 彼女は彼を絞め殺した。

- Wie hem kent, vindt hem aardig.
- Iedereen die hem kent vindt hem leuk.

彼を知る人は彼の事が好きです。

- Je onderschat hem.
- U onderschat hem.
- Jullie onderschatten hem.
- Je doet hem te kort.

君は彼を見くびっている。

- Hij heeft hem vermoord.
- Hij vermoordde hem.
- Hij heeft hem gedood.
- Hij doodde hem.

彼はその男を殺した。

- Ze heeft hem geschopt.
- Ze schopte hem.
- Ze trapte hem.
- Ze heeft hem getrapt.

- 彼女は彼を蹴った。
- 彼女は彼を蹴っ飛ばした。
- 彼女は彼を蹴飛ばした。

- Laat hem vrij.
- Laat hem vrij!

彼を釈放して。

Iedereen die hem kende bewonderde hem.

彼を知っているものは皆彼を称賛した。

- Geloven jullie hem?
- Geloof je hem?

彼の言う事を信じますか。

- Ze omhelsde hem.
- Ze knuffelde hem.

彼女は彼を抱きしめた。

- We vallen hem lastig.
- We storen hem.
- We hebben hem lastiggevallen.
- We hebben hem gestoord.

私たちは彼の邪魔をした。

...vul hem.

裏技さ

Negeer hem.

彼のことは無視していなさい。

Pak hem.

- 彼を捕まえて。
- 彼を捕まえろ。

Grijp hem.

捕まえろ。

Vergeet hem.

彼の事は忘れなさい。

Volg hem.

後をつけろ。

- Iedereen houdt van hem.
- Iedereen mag hem.

彼はみんなから好かれている。

- Haal hem hierheen.
- Breng hem naar hier.

彼に来てもらえ。

- Ik heb hem opgebeld.
- Ik belde hem.

彼に電話した。

- Ze heeft hem gebeld.
- Ze belde hem.

彼女は彼に電話した。

- Ze heeft hem gedumpt.
- Ze dumpte hem.

彼女は彼を振った。

- Ze kuste hem.
- Ze heeft hem gekust.

彼女は彼にキスをした。

- Ze bedreigde hem.
- Ze heeft hem bedreigd.

- 彼女は彼を脅した。
- 彼女は彼を脅迫した。

- Laat hem alleen.
- Laat hem met rust.

- 彼を一人にしておいてやりなさい。
- 彼のことはほっときなさい。

- Ik heb hem ontmoet.
- Ik ontmoette hem.

- 彼とは初対面です。
- 私は初めて彼にあった。

- Kan je hem ontmoeten?
- Kunt u hem ontmoeten?
- Kunnen jullie hem ontmoeten?

彼に会うことは出来ますか。

- Je kan op hem vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

彼を信用していい。

- Ik maak hem af.
- Ik ga hem vermoorden.

あいつの息の根を止めてやる。

- Ik zie hem morgennamiddag.
- Ik zie hem morgenmiddag.

明日の午後彼に会います。

Geef hem de groetjes als je hem ziet.

彼に会ったらよろしく言ってください。

- Bel hem alsjeblieft op.
- Bel hem alstublieft op.

彼に電話して下さい。

- Ze is met hem getrouwd.
- Ze trouwde hem.

彼女は彼と結婚した。

- Ik ga hem neerschieten.
- Ik ga hem neerknallen.

- こらしめてやる。
- 俺は彼を射殺してやる。
- あいつを撃つ。

- Ze klaagde hem aan.
- Ze heeft hem aangeklaagd.

彼女は彼を訴えた。

Breek hem hier.

割るよ

Zie je hem?

見える？

We pakken hem.

食べるよ

De keizer hem.

は彼に言った。

Je overschat hem.

君は彼のことを買いかぶっている。

Ze vroegen hem.

彼らは彼に聞きました。

Ik ken hem.

あたしは彼を知っています。

Ik heb hem!

捕まえた。

Ken ik hem?

彼を知っているかって？

Vertrouw hem niet.

彼を信用するな。

Bedrieg hem niet.

彼をだましてはいけない。

Ze verachtte hem.

彼女は彼を軽蔑した。

Laat hem binnen.

彼を中に御案内しなさい。

Ze haatte hem.

彼女は彼を嫌っていた。

Ze vertrouwt hem.

彼女は彼を信じている。

Schrijf hem onmiddellijk!

すぐに彼に手紙を書きなさい。

Kende je hem?

彼をご存知だった？

Ze respecteren hem.

彼らは彼を尊敬している。

Ik volgde hem.

私は彼の後ろに付いて行った。

Ik zag hem.

- 私は彼に会った。
- 彼を見た。

Geef hem tijd.

彼を長い目で見てやりなさい。

Kijk naar hem.

彼を見て。

We kennen hem.

私達はその人のことを知っている。

Ik help hem.

- 私は彼を手伝います。
- 彼を手伝ってます。

Geef ze hem.

それを彼に与えなさい。

Ik belde hem.

彼に電話した。

Ze trouwde hem.

彼女は彼と結婚した。

Kent u hem?

- 彼の知人ですか。
- あなたは彼を知っていますか。
- 彼のお知り合いですか？
- あの人のこと知ってるの？

Ze bewonderde hem.

彼女は彼にあこがれた。

Ze haat hem.

彼女は彼が大嫌いです。

Zij hielp hem.

- 彼女は彼を手伝った。
- 彼女は彼に手を貸した。
- 彼女は彼を助けた。

Ze sloeg hem.

彼女は彼をぶった。

Ze mist hem.

- 彼女は彼が恋しい。
- 彼女は彼がいなくて寂しい。

Ze gehoorzaamt hem.

彼女は彼の言いなりだ。

Ze kneep hem.

彼女は彼をつねった。

Ze wil hem.

彼女は彼が欲しい。

Laat hem alleen.

弟のことなんかほっときなさい。

- Op hem kan gerekend worden.
- Op hem kan je rekenen.
- Je kan op hem rekenen.
- Jullie kunnen op hem rekenen.

彼は信頼できる。

- Hou je nog van hem?
- Houdt u nog van hem?
- Houden jullie nog van hem?
- Houd je nog van hem?

まだ彼のことを愛しているの？

Spring. Pak hem. En pin hem aan de bodem.

飛んで― 底まで さすんだ

Iets heeft hem vermoord en hem de grot ingesleept.

殺(ころ)されて― ここに運(はこ)ばれてきたんだ