Translation of "Hem" in Russian

0.076 sec.

Examples of using "Hem" in a sentence and their russian translations:

- Bel hem.
- Bel hem op.
- Roep hem.

- Позвони ему.
- Позвоните ему.

- Volg hem.
- Volg hem!

- Следуй за ним.
- Иди за ним.
- Идите за ним.
- Следуйте за ним.

- Kus hem.
- Zoen hem.

- Поцелуй его.
- Поцелуйте его.

- Help hem!
- Help hem.

Помоги ему!

hem.

его.

- Vraag het hem.
- Vraag hem.

- Спроси его.
- Спросите его.
- Спроси у него.
- Спросите у него.

- Hou hem tegen!
- Stop hem!

- Остановите его!
- Останови его!

- Ze heeft hem verstikt.
- Zij heeft hem verstikt.
- Ze heeft hem gewurgd.
- Zij heeft hem gewurgd.
- Ze verstikte hem.
- Zij verstikte hem.
- Ze wurgde hem.
- Zij wurgde hem.

Она его задушила.

- Wie hem kent, vindt hem aardig.
- Iedereen die hem kent vindt hem leuk.

Он нравится всем, кто его знает.

- Je onderschat hem.
- U onderschat hem.
- Jullie onderschatten hem.
- Je doet hem te kort.

Ты недооцениваешь его.

- Hij heeft hem vermoord.
- Hij vermoordde hem.
- Hij heeft hem gedood.
- Hij doodde hem.

- Он убил его.
- Он прикончил его.
- Он его убил.

- Ze heeft hem geschopt.
- Ze schopte hem.
- Ze trapte hem.
- Ze heeft hem getrapt.

Она пнула его.

- Laat hem vrij.
- Laat hem vrij!

Освободите его.

- Help hem alstublieft!
- Help hem alsjeblieft!

Пожалуйста, помогите ему!

- Vertrouw hem niet.
- Geloof hem niet.

- Не верь ему.
- Не верь ему!

Iedereen die hem kende bewonderde hem.

Все, кто его знал, восхищались им.

- Geloven jullie hem?
- Geloof je hem?

- Ты ему веришь?
- Вы ему верите?

- Ze omhelsde hem.
- Ze knuffelde hem.

- Она обняла его.
- Она его обняла.

...vul hem.

наполните её.

Negeer hem.

- Не обращайте на него внимания.
- Не обращай на него внимания.

Volg hem!

Следуй за ним!

Stop hem.

- Останови его.
- Остановите его.

Pak hem!

- Хватай его!
- Хватайте его!

Pak hem.

- Лови его.
- Хватай его.
- Ловите его.

Grijp hem.

- Хватай его.
- Хватайте его.

Vergeef hem.

- Прости его.
- Простите его.

Vergeet hem.

- Забудь его.
- Забудьте его.

Beschrijf hem.

- Опиши его.
- Опишите его.

Help hem.

- Помоги ему.
- Помогите ему.

Red hem.

- Спаси его.
- Спасите его.

Volg hem.

Проследи за ним.

Bedank hem.

- Поблагодари его.
- Скажи ему спасибо.

Help hem!

Помогите ему!

Waarschuw hem.

- Предупреди его.
- Предупредите его.

Schrijf hem.

- Напиши ему.
- Напиши ей.

Vertrouw hem.

- Доверься ему.
- Доверьтесь ему.
- Доверяйте ему.
- Доверяй ему.

Kalmeer hem.

Успокой его.

- Haal hem hierheen.
- Breng hem naar hier.

Заставь его прийти.

- Wie hielp hem?
- Wie heeft hem geholpen?

- Кто ему помог?
- Кто ему помогал?

- Wij hielpen hem.
- Wij hebben hem geholpen.

Мы ему помогли.

- Zij hielpen hem.
- Zij hebben hem geholpen.

- Они помогли ему.
- Они ему помогли.

- Ik hielp hem.
- Ik heb hem geholpen.

- Я помогла ему.
- Я помог ему.
- Я ему помог.
- Я ему помогла.

- Ik heb hem opgebeld.
- Ik belde hem.

Я ему позвонил.

- Ze heeft hem gebeld.
- Ze belde hem.

Она ему позвонила.

- Ze versloeg hem.
- Ze heeft hem verslagen.

Она победила его.

- Ze heeft hem gedumpt.
- Ze dumpte hem.

Она его бросила.

- Ze vergaf hem.
- Ze heeft hem vergeven.

Она его простила.

- Ze kuste hem.
- Ze heeft hem gekust.

Она его поцеловала.

- Ze bedreigde hem.
- Ze heeft hem bedreigd.

- Она угрожала ему.
- Она пригрозила ему.
- Она ему угрожала.

- Laat hem alleen.
- Laat hem met rust.

- Оставь его в покое.
- Оставьте его в покое.

- Ik heb hem gezien.
- Ik zag hem.

- Я видел его.
- Я же видел его.
- Я его видел.
- Я видела его.

- Val hem niet lastig!
- Stoor hem niet!

Не мешай ему.

- Kan je hem ontmoeten?
- Kunt u hem ontmoeten?
- Kunnen jullie hem ontmoeten?

Ты можешь его встретить?

- Heb jij hem vermoord?
- Heeft u hem vermoord?
- Hebben jullie hem vermoord?

- Ты его убил?
- Вы его убили?
- Вы убили его?
- Ты убил его?
- Ты убила его?

- Je kan op hem vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

- Ему можно доверять.
- Ты можешь ему доверять.
- Вы можете ему доверять.

- Laat het!
- Laat hem gaan!
- Laat hem met rust!
- Blijf van hem af!

Отпусти его.

- Ik maak hem af.
- Ik ga hem vermoorden.

Я его убью.

- Ik zie hem morgennamiddag.
- Ik zie hem morgenmiddag.

Я увижу его завтра вечером.

- Ik houd van hem.
- Ik hou van hem.

- Я его люблю.
- Я люблю его.

- Bel hem alsjeblieft op.
- Bel hem alstublieft op.

- Позвоните ему, пожалуйста.
- Позвони ему, пожалуйста.

- We vertrekken zonder hem.
- We gaan zonder hem.

- Мы уедем без него.
- Мы уйдём без него.
- Мы отправимся без него.

- Ze is met hem getrouwd.
- Ze trouwde hem.

Она вышла за него замуж.

- Ik ga hem neerschieten.
- Ik ga hem neerknallen.

Я пристрелю его.

- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

Ты можешь ему доверять.

- Ge moet hem helpen.
- Je moet hem helpen.

Ты должен ему помочь.

- Ik zal hem verwittigen.
- Ik zal hem waarschuwen.

Я предупрежу его.

- Praat niet met hem.
- Spreek hem niet aan.

- Не разговаривай с ним.
- Не разговаривайте с ним.

- Wil je hem ontmoeten?
- Willen jullie hem ontmoeten?

- Хотите с ним познакомиться?
- Хочешь с ним познакомиться?
- Хочешь с ним встретиться?
- Хотите с ним встретиться?

- Ze gaan hem vermoorden.
- Ze gaan hem doden.

- Они собираются его убить.
- Они убьют его.

- Iedereen houdt van hem.
- Iedereen ziet hem graag.

Все любят его.

- Ze viel hem aan.
- Ze heeft hem aangevallen.

Она на него напала.

- Ze klaagde hem aan.
- Ze heeft hem aangeklaagd.

Она подала на него в суд.

Breek hem hier.

Просто надломлю ее.

Zie je hem?

Видите его?

We pakken hem.

Мы заберем его.

Je overschat hem.

- Ты его переоцениваешь.
- Вы его переоцениваете.

Ze vroegen hem.

- Они спросили его.
- Они попросили его.

Ik ken hem.

- Я знаю его.
- Я его знаю.
- Я с ним знаком.

Ik heb hem!

Поймал!

Vertrouw hem niet.

Не доверяй ему.

Bedrieg hem niet.

Не обманывай его.

Ze aanbidt hem.

Она его боготворит.

Ze haatte hem.

- Она ненавидела его.
- Она его ненавидела.

We missen hem.

Мы по нему скучаем.