Translation of "Hem" in Portuguese

0.123 sec.

Examples of using "Hem" in a sentence and their portuguese translations:

- Volg hem.
- Volg hem!

- Siga-o.
- Sigam-no!
- Segue-o.

- Help hem!
- Help hem.

Ajude-o!

- Wie hem kent, vindt hem aardig.
- Iedereen die hem kent vindt hem leuk.

Quem o conhece gosta dele.

- Je onderschat hem.
- U onderschat hem.
- Jullie onderschatten hem.
- Je doet hem te kort.

- Você está o subestimando.
- Vocês estão subestimando ele.

- Ze heeft hem geschopt.
- Ze schopte hem.
- Ze trapte hem.
- Ze heeft hem getrapt.

Ela o chutou.

- Laat hem vrij.
- Laat hem vrij!

Liberte-o.

Iedereen die hem kende bewonderde hem.

Todos que o conheciam o admiravam.

- Ze omhelsde hem.
- Ze knuffelde hem.

Ela o abraçou.

...vul hem.

enchendo de água.

Negeer hem.

- Ignore-o.
- Ignore ele.
- Ignora ele.

Pak hem!

Agarre-o!

Pak hem.

- Pegue-o.
- Peguem-no.
- Detenham-no.

Grijp hem.

- Agarre-o.
- Agarrem-no.

Vergeet hem.

Esqueça-o.

Help hem.

Ajude-o!

Volg hem!

Siga-o.

Volg hem.

Siga-o.

- Ik maak hem af.
- Ik vermoord hem.
- Ik ga hem vermoorden.

Eu o matarei.

- Iedereen houdt van hem.
- Iedereen mag hem.

Todos gostam dele.

- Ik heb hem opgebeld.
- Ik belde hem.

- Eu liguei para ele.
- Liguei para ele.

- Ze heeft hem gebeld.
- Ze belde hem.

- Ela o chamou.
- Ela o chamava.

- Ze versloeg hem.
- Ze heeft hem verslagen.

Ela o derrotou.

- Ze heeft hem gedumpt.
- Ze dumpte hem.

Ela se livrou dele.

- Ze vergaf hem.
- Ze heeft hem vergeven.

Ela o perdoou.

- Ze kuste hem.
- Ze heeft hem gekust.

Ela o beijou.

- Ze bedreigde hem.
- Ze heeft hem bedreigd.

Ela o ameaçou.

- Ik heb hem gezien.
- Ik zag hem.

Eu o vi.

- Kan je hem ontmoeten?
- Kunt u hem ontmoeten?
- Kunnen jullie hem ontmoeten?

Pode encontrar-se com ele?

- Je kan op hem vertrouwen.
- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

- Tu podes confiar nele.
- Pode confiar nele.

- Ik maak hem af.
- Ik ga hem vermoorden.

- Eu vou matá-lo.
- Eu o matarei.

- Ge moet hem helpen.
- Je moet hem helpen.

Você deve ajudá-lo.

- We vertrekken zonder hem.
- We gaan zonder hem.

- Nós vamos embora sem ele.
- Partiremos sem ele.

- Bel hem alsjeblieft op.
- Bel hem alstublieft op.

Por favor, ligue para ele.

- Ze is met hem getrouwd.
- Ze trouwde hem.

Ela se casou com ele.

- Ik ga hem neerschieten.
- Ik ga hem neerknallen.

Eu vou atirar nele.

- Je kan hem vertrouwen.
- Je kunt hem vertrouwen.

Tu podes confiar nele.

- Ik zal hem verwittigen.
- Ik zal hem waarschuwen.

- Vou avisá-lo.
- Eu o advirto.

- Praat niet met hem.
- Spreek hem niet aan.

Não fale com ele.

- Iedereen houdt van hem.
- Iedereen ziet hem graag.

Todos o amam.

- Ze viel hem aan.
- Ze heeft hem aangevallen.

- Ela o atacou.
- Ela o atacava.

- Ze klaagde hem aan.
- Ze heeft hem aangeklaagd.

Ela o processou.

Breek hem hier.

Vamos dobrar isto.

Zie je hem?

Está a vê-la?

We pakken hem.

Aceito.

Ze vroegen hem.

- Perguntaram-lhe.
- Elas o perguntaram.
- Eles lhe perguntaram.

Ik ken hem.

Eu conheço-o.

Ken ik hem?

Conheço-o?

Ze verachtte hem.

Ela me desprezava.

Laat hem binnen.

- Mande-o entrar.
- Faça-o entrar.

Ze veracht hem.

Ela o despreza.

Ze aanbidt hem.

Ela o adora.

We missen hem.

Estamos com saudades dele.

Vertrouw hem niet.

Não confie nele.

Schrijf hem onmiddellijk!

Escreva-lhe imediatamente!

Kende je hem?

Você o conhecia?

Niemand hielp hem.

Ninguém o ajudou.

Ze respecteren hem.

- Eles o respeitam.
- Elas o respeitam.

Bedrieg hem niet.

- Não passe a perna nele.
- Não o engane.

Ik mis hem.

Eu sinto falta dele.

Ik zag hem.

Eu o vi.

Geef hem tijd.

Dê-lhe tempo.

We storen hem.

Nós o perturbamos.

Kijk naar hem.

Olhe para ele.

Negeer hem gewoon.

Simplesmente o ignore.

Ze vertrouwt hem.

Ela confia nele.

We kennen hem.

- Nós conhecemos ele.
- Conhecemos ele.
- A gente o conhece.
- A gente conhece ele.
- Nós o conhecemos.

Laat hem alleen.

Deixe-o só.

Tom vertrouwt hem.

- Tom confia nele.
- O Tom confia nele.

Laat hem uithongeren.

- Deixem-no passar fome.
- Deixe-o passar fome.
- Deixem que ele passe fome.
- Deixe que ele passe fome.

Ze mist hem.

Ela sente falta dele.

Ik geloofde hem.

Eu acreditei nele.

Ze bewonderde hem.

- Ela o admirou.
- Ela o admirava.
- Ela admirava ele.

Ik belde hem.

Eu liguei para ele.

Kent u hem?

Você o conhece?

Laat hem door.

Deixe-o passar.

Ze masseerde hem.

Ela lhe fez uma massagem.

Ze haat hem.

Ela o odeia.

Zij hielp hem.

Ela o ajudou.

Ze sloeg hem.

Ela bateu nele.

Ze aanbad hem.

Ela o idolatrava.

Ze beledigde hem.

Ela o insultou.

Ze gehoorzaamt hem.

Ela lhe obedece.