Translation of "Ziek" in Japanese

- Was je ziek?
- Was u ziek?
- Waren jullie ziek?

病気だったの？

- U bent ziek!
- Je bent ziek!

お前ってひでえ野郎だ。

- Misschien was hij ziek.
- Hij was misschien ziek.

彼は病気だったかもしれない。

- Gisteren was ik ziek.
- Ik was ziek gisteren.

私は昨日病気でした。

Ik werd ziek.

- 悪酔いしました。
- 病気になった。

Hij lijkt ziek.

彼は病気のようだ。

Hij is ziek.

彼は病気です。

Tom is ziek.

トムは病気だ。

Ben je ziek?

具合が悪いの？

Ik ben ziek.

- 私は病気です。
- 病気です。

Is Tom ziek?

- トムは病気なの？
- トムは具合が悪いの？

- Je ziet er ziek uit.
- U ziet er ziek uit.
- Jullie zien er ziek uit.

- 貴方は顔色が悪い。
- 体調が悪そうですよ。

- Jammer dat ze ziek is.
- Spijtig dat ze ziek is.

彼女が病気だとは気の毒です。

Hij is erg ziek.

彼はとても具合が悪い。

Laura was ongetwijfeld ziek.

ローラは病気だったのかもしれない。

Voel je je ziek?

- 気分が悪いんですか。
- あなた、気分が悪いんですか。

Ze werd heel ziek.

彼女は重い病気になった。

Hij was misschien ziek.

彼は病気だったらしい。

Oh, ik was ziek.

病気だったんだよ。

Ik ben erg ziek.

すごく具合が悪いのです。

Gisteren was ik ziek.

- 私は昨日病気でした。
- 昨日は体の具合が悪かったんだ。

Hij is niet ziek.

彼は病気じゃないよ。

- Ik denk dat ze ziek is.
- Ik veronderstel dat ze ziek is.

彼女は病気だと思う。

Als dat gebied ziek wordt,

その地域が病んでしまえば

Hij was vorige week ziek.

先週彼は病気だった。

Een pasgeborene wordt gemakkelijk ziek.

生まれたばかりの赤ん坊は病気になりやすい。

Sinds wanneer is zij ziek?

彼女はいつから病気ですか。

Omdat ze zich ziek voelde.

気分が悪かったからです。

Tom ligt ziek in bed.

トムは、病気で床についています。

Hij kan niet ziek zijn.

彼は病気のはずがない。

Mijn broer is zeker ziek.

私の兄は病気に違いない。

Tom ziet er ziek uit.

トムは具合が悪そうだ。

- Het ganse gezin lag ziek in bed.
- Het hele gezin lag ziek in bed.

家族全員が病気で寝ていた。

Die óf ziek óf gezond aangeeft,

体調がいいか 悪いか

Is de regio niet alleen ziek --

この地域は病んでいるだけでなく

Maria vroeg me: "ben je ziek?"

メアリーは私に「あなたは病気ですか」といいました。

Ze zei dat ze ziek was.

彼女は病気だといった。

Ze is sinds vorige week ziek.

彼女は先週から病気である。

Hij was erg oud en ziek.

彼は非常に年老いて病気でした。

Mijn broer is ziek sinds gisteren.

私の弟は昨日からずっと病気です。

Ik hoor dat hij ziek is.

彼は病気だといううわさだ。

De hond ziet er ziek uit.

- 犬は病気みたい。
- 犬が病気のようです。

Ik denk dat Yumi ziek is.

私は由美は病気だと思う。

Ik denk dat ze ziek is.

彼女は病気だと思う。

Ik vrees dat hij ziek is.

彼は病気じゃないかしら。

Zij deed alsof ze ziek was.

彼女は病気であるようなふりをした。

Ik weet dat Tom ziek is.

トムが病気だったのは知ってるよ。

- Het gaat heel slecht met me.
- Ik ben erg ziek.
- Ik voel me erg ziek.

すごく具合が悪いのです。

Toen ik 11 was, werd ik ziek.

それで私は11才の時 病気になりました

En ik werd ziek van de druk.

‎仕事の重圧に押し潰された

Hoe wist je dat zij ziek was?

- 彼女が病気のをどうして知りましたか。
- 彼女が病気なのをどうして知りましたか。
- 彼女がどうして病気だと知りましたか。

Men zegt dat hij ernstig ziek is.

彼は重病だと言われている。

Ik bleef thuis omdat ik ziek was.

私は病気だったので家にいた。

Ik heb gehoord dat Robert ziek is.

ロバートが病気だと聞きました。