Translation of "Gisteren" in Japanese

- Het sneeuwde gisteren.
- Gisteren viel er sneeuw.

- 昨日、雪が降った。
- 昨日雪が降った。

- Tenniste je gisteren?
- Heb je gisteren getennist?

昨日はテニスをしましたか。

- Gisteren was het koud.
- Het was gisteren koud.

昨日は寒かった。

- Waart ge gisteren thuis?
- Was je gisteren thuis?

きみは昨日家にいましたか。

- Het was heet gisteren.
- Gisteren was het heet.

昨日は暑かった。

- Gisteren was ik ziek.
- Ik was ziek gisteren.

私は昨日病気でした。

Het sneeuwde gisteren.

昨日、雪が降った。

Tenniste je gisteren?

昨日はテニスをしましたか。

Het stortregende gisteren.

昨日は激しい雨が降った。

Gisteren regende het.

- 昨日は雨が降った。
- きのう雨が降った。

Regende het gisteren?

昨日、雨が降ってたの？

- De ontmoeting had gisteren plaats.
- De vergadering was gisteren.
- De vergadering had gisteren plaats.

会は昨日行われた。

- Waar ben je gisteren geweest?
- Waar was je gisteren?

昨日は、どこにいたの？

- We hebben voetbal gespeeld gisteren.
- Gisteren speelden we voetbal.

私たちはきのうサッカーをしました。

- Ik heb hem gisteren ontmoet.
- Ik ontmoette hem gisteren.

私は昨日彼に会った。

- Gisteren was het mijn verjaardag.
- Gisteren was mijn verjaardag.

- 昨日は僕の誕生日だった。
- 昨日は私の誕生日でした。

- Gisteren heb ik gevoetbald.
- Gisteren heb ik voetbal gespeeld.

私は、昨日サッカーをしました。

- Wat heb je gisteren gedaan?
- Wat heeft u gisteren gedaan?
- Wat hebben jullie gisteren gedaan?

あなたはきのう何をしましたか。

- De openingsceremonie had gisteren plaats.
- De openingsceremonie vond gisteren plaats.

開会式は昨日催された。

- Ik heb hem gisteren getelefoneerd.
- Ik heb hem gisteren gebeld.

昨日、彼に電話をかけたよ。

- Het spijt me van gisteren.
- Het spijt me voor gisteren.

昨日は申し訳ありませんでした。

Gisteren was het zondag.

昨日は日曜日でした。

Gisteren was het bewolkt.

- 昨日は曇っていた。
- 昨日は曇りだった。

Gisteren was het koud.

昨日は寒かった。

Hebt ge gisteren gestudeerd?

あなたは昨日勉強しましたか。

Wat overkwam je gisteren?

あなた、昨晩何があったの？

Was het gisteren koud?

昨日は寒かったですか。

Heb je gisteren gewerkt?

昨日、仕事をしたのですか。

We hebben gisteren gehonkbald.

私たちはきのう野球をしました。

We hebben gisteren getennist.

私たちは昨日テニスをした。

Hij is gisteren overleden.

彼は昨日死んだ。

Gisteren was het donderdag.

昨日は木曜日だった。

Het regent sinds gisteren.

昨日から雨が降っている。

Het was heet gisteren.

昨日は暑かった。

Gisteren was ik gelukkig.

私は昨日幸せでした。

Gisteren was ik ziek.

- 私は昨日病気でした。
- 昨日は体の具合が悪かったんだ。

Gisteren had ik tandpijn.

私はきのう歯が痛かった。

Ik bezocht hem gisteren.

私は昨日彼を訪問した。

Tom is gisteren aangekomen.

トムは昨日到着した。

Gisteren was het maandag.

昨日は月曜日だった。

Was Ken gisteren thuis?

ケンは昨日家にいましたか。

Was je gisteren thuis?

きみは昨日家にいましたか。

Ze gingen gisteren vissen.

彼らは、昨日魚釣りに行きました。